eiwitten Flashcards

1
Q

conformation

A

de definitieve opgevouwen, drie-dimensionale structuur van een eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

chaperone eiwitten

A

maken het vouwen van eiwitten efficiënter en betrouwbaarder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

coiled coil

A

structuur die ontstaat als twee (of drie) alpha helixen om elkaar heen wikkelen zodat de hydrofobe zijketens naar binnen gericht staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

parallel vs. antiparallel beta sheet

A

beta sheet waar de segmenten dezelfde kant op gaan (dus N-terminus naar C-terminus of andersom) vs. verschillende kanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

N-teminus

A

kant aminozuur met NH3 groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

C-terminus

A

kant aminozuur met COO groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

protein domain

A

een gedeelte van een polypeptide keten dat zelf tot een structuur kan vouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

subunit

A

een polypeptide keten in een groot eiwitmolecuul met meerdere ketens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

lipid bilayer

A

dubbele (fosfo)lipiden laag van membranen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe is de opbouw van een lipide

A

hydrofiele kop en hydrofobe staart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

amphipathic

A

heeft hydrofiele en hydrofobe delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

scramblase

A

katalyseert transport van random fosfolipiden van de ene monolaag naar de andere

-> symmetrische groei van beide helften van de bilayer (synthese in eerste instantie alleen aan de kant van cytosol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

flippase

A

katalyseert transport van specifieke fosfolipiden van monolaag naar monolaag in Golgi systeem

-> asymetrische verdeling van fosfolipiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

transmembrane eiwitten

A

eiwitten die door de bilaag lopen met hydrofobe gedeelte tegen de hydrofobe staarten van de laag en de hydrofiele gedeeltes buiten het membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

aquaporins

A

poriën die water doorlaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

turgor

A

de cel neemt door osmose water op waardoor de binnenkant drukt tegen de celwand

17
Q

selectivity filter

A

dunste deel van ionkanaal waarbij ion met de wand in aanraking moet komen zodat alleen ionen met de juiste grootte en lading erdoorheen kunnen

18
Q

verschillen tussen ionkanalen en gaten in membraan

A
  • ion selectiviteit
  • kanalen zijn niet altijd open
19
Q

peroxisomen

A

organellen met membranen eromheen die vol enzymen zitten die gifstoffen verteren en fosfolipiden synthetiseren

20
Q

glycocalyx

A

een carbohydrate laag aan de buitenkant van alle cellen die beschermt tegen mechanische schade, de cel slijmerig maakt en helpt met herkenning