Cerebrale cortex/Hersenschors Flashcards

(16 cards)

1
Q

Neuronen

A

Locatie: Hele zenuwstelsel

Functie: Zenuwcellen die signalen ontvangen, verwerken/integreren en doorgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gliacellen

A

Locatie: Hele zenuwstelsel

Functie: Cellen die neuronen ondersteunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Astroglia (astrocyten)

A

Locatie: Hele zenuwstelsel

Functie: Ondersteuning en stevigheid

Rol in bloed-hersenbarrière

Leveren voedingsstoffen aan neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Microglia

A

Locatie: Hele zenuwstelsel

Functie: Afvalverwerking (opruimen dode cellen of afval na neuronale verwonding)

Bescherming tegen infectie (door o.a. indringende micro-organismen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oligodendrocyten

A

Locatie: Centrale zenuwstelsel

Functie: Rol bij myelinisatie centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Schwann cellen

A

Locatie: Perifele zenuwstelsel

Functie: Rol bij myelinisatie perifeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sensorische neuronen

A

Locatie: Hele zenuwstelsel

Functie: Zenuwcellen die sensorische informatie naar het centrale zenuwstelsel brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Motorische neuronen

A

Locatie: Hele zenuwstelsel

Functie: Zenuwcellen die commando’s van de hersenen en het ruggenmerg naar de spieren sturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Interneuronen (schakelneuronen)

A

Locatie: Centrale zenuwstelsel

Functie: Koppelen van sensorische en motorische neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Grijze stof

A

Locatie: Aan de buitenkant van de hersenschors.

Functie: Cellichamen van neuronen (die vaak in groepen samenwerken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Witte stof

A

Locatie: Aan de binnenkant van de hersenschors

Functie: Axonen van neuronen (die vaak gebundeld dezelfde route afleggen binnen het brein en die functiegerelateerde gebieden of samenwerkende groepen zenuwcellichamen met elkaar verbinden) + bloedvaten; witte kleur door myeline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Corpus callosum (hersenbalk)

A

Locatie: bundel zenuwcellen die vermoedelijk meer dan 200 miljoen axonen bevat, en die diep in de longitudinale fissuur ligt.

Functie: Bundel die de twee grotehersenhelften met elkaar verbindt en zorgt dat deze informatie kunnen uitwisselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Occipitaalkwab

A

Locatie: Achterhoofdskwab

Functie: De hersenkwab die voornamelijk betrokken is bij het verwerken van visuele informatie. Staat daarom ook bekend als visuele kwab.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Temporaalkwab

A

Locatie: Slaapkwab

Functie: De hersenkwab die voornamelijk betrokken is bij:
(1) verwerken van auditieve input (algemeen, taal/spraak/muziek), (2) visuele perceptie (o.a. object herkenning/ventrale ‘wat’-route, gezichtsherkenning, sociale perceptie, (3) geheugen, (4) Semantische organisatie en categorisatie en (5) emotie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Parietaalkwab

A

Locatie: Wandbeenkwab

Functie: De hersenkwab die voornamelijk betrokken is bij:
(1) Verwerken van somatosensorische informatie, (2) spatiële informatieverwerking en aandacht/ruimtelijk denken, en (3) motoriek (visuele controle van beweging, (dorsale waar-route)/interactie met omgeving/verschaffen ruimtelijk coördinaten, voortbewegingstrajecten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Frontaalkwab

A

Locatie: Voorhoofdskwab

Functie: De hersenkwab die wordt gezien als de ‘zetel van de ziel’, en die voornamelijk betrokken is bij hogere executief-cognitieve functies zoals:
1. de controle en regulatie van gedrag, 2. het onderdrukken van ongewenst gedrag, 3. intelligentie, 4. het inschatten van de (lange termijn-)consequenties van gedrag, 5. (lange-termijn)planning, 6. doelgericht denken en doen (cognitieve flexibiliteit/wisselen van taak-strategieën/prioriteiten stellen), 7. beslissen en oordeelsvermogen (o.b.v. rationele criteria), 8. Zelf-evaluatie (in relatie tot gestelde doelen), 9. Sociaal gedrag, en 10. Persoonlijkheid