CG1 Flashcards
2
Q
Amerikaans, uit de Verenigde Staten
A
estadounidense
3
Q
de filosoof, de filosofie
A
el/la filósofo/-a
4
Q
de filmregiseur/-regisseuse
A
el/la director/a de cine
5
Q
geloven
A
creer
6
Q
klinken
A
sonar
7
Q
de (middelbare) school
A
el colegio
8
Q
de gelegenheid hebben
A
tener la oportunidad
9
Q
fantastisch, geweldig
A
sensacional
10
Q
die/dat
A
aquel/aquella
11
Q
houden van
A
amar
12
Q
de Latijns-Amerikaan/se
A
el/la latino/-a
13
Q
in het algemeen
A
en general
14
Q
Latijns-America
A
América Latina
15
Q
liefdevol, hartelijk
A
cariñoso/-a
16
Q
de ongedwongenheid
A
la naturalidad
17
Q
de levenswijze
A
el saber vivir
18
Q
aangepast
A
adaptado/-a
19
Q
meer; de meeste, het meeste
A
más
20
Q
VS
A
EE.UU.
21
Q
Brasilië
A
Brasil
22
Q
de waarde, de betekenis
A
el valor
23
Q
innemen
A
ocupar
24
Q
als
A
como
25
Q
vierde
A
cuarto/a
26
het Chinees
el chino
27
het Hindi
el hindi
28
volgen
seguir
29
de leerling
el/la alumno/a
30
de vreemde taal
la lengua extranjera
31
begrijpelijk
comprensible
32
het voertuig, het instrument
el vehículo
33
het culturele erfgoed
el patrimonio cultural
34
de encyclopedie
la enciclopedia
35
de wiskunde
las matemáticas
36
meebrengen
traer
37
oefenen
practicar
38
de beweging
el movimiento
39
de cd
el cedé
40
de moeilijkheid
la dificultad
41
zich vervelen
aburrir
42
moeite kosten
costar
43
zeg me
dime
44
zet
ponga
45
overeenkomstig
correspondiente
46
de balpen
el bolígrafo
47
het potlood
el lápiz
48
de markeerstift
el marcador
49
de paperclip
el clip
50
de schaar
las tijeras
51
het gum
la goma de borrar
52
het vel papier
la hoja de papel
53
het plastic
el plástico
54
het hout
la madera
55
wissen
borrar
56
zich kunnen voorstellen, zich kunnen indenken
imaginarse
57
verdragen
soportar
58
de wanorde, de chaos
el desorden
59
chaotisch
caótico/-a
60
creatief
creativo/-a
61
ongeordend, rommelig
desordenado/-a
62
gedisciplineerd
disciplinado/-a
63
spraakzaam, praatgraag
hablador/a
64
geordend, netjes
ordenado/-a
65
systematisch
sistemático/-a
66
geduldig
paciente
67
perfectionistisch
perfeccionista
68
ijverig, hardwerkend
trabajador/a
69
terughoudend, gereserveerd
reservado/-a
70
het leertype, het type student
el tipo de estudiante
71
aankruisen
marcar con una cruz
72
ongeduldig
impaciente
73
de studeerplek
el lugar de estudio
74
het succes
el éxito
75
magisch
mágico/-a
76
toch, wel
sí
77
het ingrediënt
el ingrediente
78
het percentage
el porcentaje
79
het is nodig dat, je moet
hay que
80
het plezier
la diversión
81
het geduld
la paciencia
82
de motivatie
la motivación
83
Dat is alles! , Klaar!
! Ya está!
84
het liefdesverdriet
el desamor
85
vanaf de allereerste dag
desde el primer día
86
smoorverliefd zijn/worden
apasionarse
87
opzoeken, bezoeken
venir a ver
88
uitlachen
reírse de
89
verdergaan, doorgaan
seguir
90
bang zijn voor
tener miedo
91
de angst
el miedo
92
het verleden
el pasado
93
begrijpen
comprender
94
niet meer
ya no
95
halen, bereiken
conseguir
96
werkwoords-
verbal
97
de tafel dekken
poner la mesa
98
kort geleden
hace poco tiempo
99
nieuwsgierig
curioso/-a
100
de academie/ het instituut
la academia
101
chatten
chatear
102
perfectioneren, verbeteren
perfeccionar
103
onderstreep
subraye
104
sinds
desde hace
105
de trainer
el/la entrenador/a
106
vanaf
desde
107
ik zou het leuk vinden, ik zou graag
me gustaría
108
de kindertijd, de jeugd
la infancia
109
als volwassene
de adulto/-a
110
op dertigjarige leeftijd
a los 30 años
111
winnen
ganar
112
de medaille
la medalla
113
de brandweerman/-vrouw
el/la bombero/a
114
een geweldig sportman
un gran deportista
115
het wereldkampioenschap
el campeonato mundial
116
het kampioenschap
el campeonato
117
de brandweer
los bomberos
118
het zwemmen
la natación
119
in vorm zijn
estar en forma
120
vreemd genoeg
curiosamente
121
toen
cuando
122
Dat meen je niet!
!No me digas!
123
de angst overwinnen
superar el miedo
124
de schaamte
la vergüenza
125
zich voelen
sentirse
126
trots
orgulloso/-a
127
trainen
entrenarse
128
Australië
Australia
129
Canada
Canadá
130
aangezien, omdat, zoals, wanneer, toen, hoe
como
131
vreemd
extraño/-a
132
Afghanistan
Afganistán
133
het dagblad
el diario
134
Baskisch
vasco/-a
135
voor het eerst
por primera vez
136
het wereldkampioenschap
el mundial
137
Engeland
Inglaterra
138
dat wil zeggen, namelijk
es decir
139
motiveren
motivar
140
het leren
el aprendizaje
141
het profiel
el perfil
142
uiteenzetten; uitstallen, tentoonstellen
exponer
143
het klaslokaal
el aula
144
de sleutel; de oplossing
la clave
145
het hoofdstuk
el capítulo
146
ophelderen
aclarar
147
het mysterie
el misterio
148
de detective
el/la detective
149
het detectivebureau
la agencia de detectives
150
de wetenschap
la ciencia
151
de roof, de diefstal
el robo
152
waardevol
valioso
153
het detail
el detalle
154
de formule
la fórmula
155
Wat verschrikkelijk!
!Qué horror!
156
verschrikkelijk
terrible
157
ingewikkeld
complicado
158
het cv
el currículum
159
feestelijk
festivo
160
versieren
decorar
161
de kerststal
el belén
162
de vreugde, de blijdschap
la alegría
163
kerst-
navideño
164
de herberg
la posada
165
symboliseren
simbolizar
166
de pelprimstocht
la peregrinacíon
167
Bethlehem
Bélen
168
de Maagd Maria
la Virgen María
169
in feite, eigenlijk
en realidad
170
de datum
la fecha
171
samenvallen, overeenkomen
coincidir
172
de viering
la celebración
173
Azteeks
azteca
174
ter ere van
en honor a
175
christelijk maken
cristianizar
176
de eigenaar
el dueño
177
de gastvrijheid
la hospitalidad
178
traditioneel
tradicionalmente
179
Driekoningen
el día de Reyes
180
de optocht
el desfile
181
ontvangen
recibir
182
het kameel
el camello
183
echt
de verdad
184
opgewonden
emocionado
185
geven aan, overhandigen
entregar
186
wensen
desear
187
goed
bueno
188
de deur
la puerta
189
proberen
intentar
190
de hoop, de droom
la ilusión
191
oudejaarsavond
la Nochevieja