conGusto3 Flashcards
2
Q
het tv-programma
A
el programa de tele
3
Q
de nostalgie
A
la nostalgia
4
Q
touwtje springen
A
saltar a la cuerda
5
Q
cacaopoeder
A
Cola Cao
6
Q
het paard
A
el caballo
7
Q
Wicky de Viking
A
Vicky el Vikingo
8
Q
de viking
A
el vikingo
9
Q
het stripverhaal
A
el cómic
10
Q
de tekenfilm
A
los dibujos animados (mv)
11
Q
de bij
A
la abeja
12
Q
huilen
A
llorar
13
Q
ontroerd raken/ meeleven met
A
emocionarse
14
Q
Sesamstraat
A
Barrio Sésamo
15
Q
de Rubikskubus
A
el cubo de Rubik
16
Q
Pacman
A
el Comecocos
17
Q
Wat een geluk!
A
¡Qué suerte!
18
Q
het geluk
A
la suerte
19
Q
het verhaal/ het sprookje
A
el cuento
20
Q
in slaap vallen
A
dormirse (eu)
21
Q
jongere/ jongste
A
menor
22
Q
dus
A
así que
23
Q
de patio
A
el patio
24
Q
de gebeurtenis
A
el acontecimiento
25
Q
individualistisch
A
individualista
26
de prins
el principe
27
de koning/ koningin
el rey/ la reina
28
de vogel
el pájaro
29
de hond
el perro
30
de koe
la vaca
31
de leeuw
el león
32
het schaap
la oveja
33
de stier
el toro
34
de muis
el ratón
35
het muisje
el ratoncito
36
Er was eens…
Había una vez…
37
de oester
la ostra
38
verdrietig
triste
39
de bodem van de zee
el fondo del mar
40
antwoorden
responder
41
hard
duro/-a
42
glanzend
brillante
43
beloven
prometer
44
tegenkomen
encontrarse (ue) con
45
de schildpad
la tortuga
46
de knoop
el botón
47
het muntstuk
la moneda
48
het zilver
la plata
49
teleurgesteld/ gefrustreerd
frustrado/-a
50
het nachtkastje
la mesa de noche
51
aanraken
tocar
52
ruilen/ inwisselen (voor)
cambiar (por)
53
… worden
ponerse (+ adjetivo)
54
lijken (op)
parecido/-a (a)
55
de plek
el sitio
56
(op)merken
notar
57
sindsdien
desde entonces
58
de melktand
el diente de leche
59
het kussen
la almohada
60
komen halen
venir a buscar
61
heel klein
pequeñito/-a
62
terwijl
mientras
63
slaap hebben
tener sueño
64
de vrijwilliger/ de vrijwilligster
el/la voluntario/-a
65
de versie/ de variant
la versión
66
verzin/ bedenk (gebiedende wijs)
invente
67
daarvoor in de plaats
a cambio
68
nieuwsgierig
curioso/-a
69
plotseling
de pronto
70
(over)blijven
quedar
71
slim (ook: klaar)
listo/-a
72
kortom
total que
73
uitvinden/ erachter komen
enterarse de
74
de mogelijkheid
la opción
75
de nieuwsgierigheid
la curiosidad
76
Sinterklaas
San Nicolás
77
de paashaas
el conejo de Pascua
78
de omstandigheid
la circumstancia
79
de demonstratie
la manifestación
80
verliefd worden (op)
enamorarse (de)
81
vertel (gebiedende wijs)
cuenten (inf contar)
82
de bestuurder
el/la conductor/a
83
Dat geeft niet.
No importa.
84
ertoe doen
importar
85
het verbindingswoord
el conector
86
structuur aanbrengen
estructurar
87
wakker worden
despertarse (ie)
88
onmogelijk
imposible
89
verkouden worden
resfriarse (i)
90
spannend
emocionante
91
aanbellen
tocar el timbre
92
de zak (van kleding)
el bolsillo
93
gezamenlijk
colectivo/-a
94
veranderen (in)/ worden
convertirse (ie) en
95
het lege vel papier
la hoja en blanco
96
het klaslokaal
el aula (v)
97
het décor
el escenario
98
het misdrijf/ de misdaad
el crimen
99
de plaats van het misdrijf
el escenario del crimen
100
observeren
observar
101
het onderzoek
la investigación
102
het vuur
el fuego
103
het karton
el cartón
104
over het algemeen
generalmente
105
vandaag de dag/ tegenwoordig
de actualidad
106
bij elkaar komen
reunirse (ú)
107
de vereniging
la asociación
108
de straathoek
la esquina
109
(ver)branden
quemar
110
gek
loco/-a
111
winnend
ganador/-a
112
de explosie
la explosión
113
de voetzoeker/ het knalvuurwerk
el petardo
114
het melodische vuurwerk
la mascletá
115
de melodie
la melodía
116
de inwoner/inwoonster van Valencia
el/la valenciano/-a
117
veel/ talrijk
numoeroso/-a
118
het kraampje
el puesto
119
middernacht
la medianoche
120
het vuurwerk
los fuegos artificiales
121
zich vermaken
pasarlo bien
122
opnieuw
de nuevo
123
de verbranding
la quema
124
wakker maken
despertar (ie)
125
ongeëvenaard
sin igual
