Chapter 3 Flashcards
Hoeveel? (53 cards)
1
Q
11
A
Elf
2
Q
12
A
Twaalf
3
Q
13
A
Dertien
4
Q
14
A
Veertien
5
Q
15
A
Vijftien
6
Q
16
A
Zestien
7
Q
17
A
zeventien
8
Q
18
A
Achttien
9
Q
19
A
Negentien
10
Q
20
A
Twintig
11
Q
21
A
Eenentwintig
12
Q
22
A
TweeEntwintig (third e has 2 dots on it)
13
Q
30
A
dertig
14
Q
40
A
veertig
15
Q
50
A
vijftig
16
Q
60
A
zestig
16
Q
70
A
zeventig
17
Q
80
A
tachtig
18
Q
90
A
negentig
19
Q
100
A
honderd
20
Q
How is the weather?
A
Wat voor weer is het?
21
Q
What’s the temperature?
A
Hoeveel graden is het?/ Wat is de temperatuur?
22
Q
It’s sunny
A
Het is zonnig / De zon schijnt
23
Q
It’s cloudy
A
Het is bewolkt
24
It's raining
Het regent
25
It's freezing
het vriest
26
It's nice weather
Het is mooi weer
27
It snows
Het sneeuwt
28
It's bad weather
Het is slecht weer
29
it's cold
Het is (heel) koud
30
It's hot
Het is (heel) warm
31
How much is the book?
Hoeveel kost het book?
32
The watch
Het horloge
33
The ball
De bal
34
The bag
De handtas
35
The umbrella
De paraplu
36
The socks
De sokken
37
the t-shirt
Het T-shirt
38
the vase
De vaas
39
the flowers
De bloemen
40
the plant
De plant
41
The scissors
De schaar
42
The book
Het boek
43
the chocolates
De doos pralines
44
the cup (mug)
De beker
45
the ring
De ring
46
the cinema ticket
Het filmticket
47
The parfum
De parfum
48
Plus +
Plus
49
minus -
min
50
Equal =
is
51
Multiplication x
maal
52
Division
gedeeld door
