Chapter 36 & 37: Begrippen Flashcards

(48 cards)

1
Q

Ader

A

Vene; richting van bloedstroom in ader is naar hart toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ADH

A

Antidiuretisch hormoon; stimuleert terugresorptie van water vanuit nierkanaaltjes naar bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Alcohol

A

Ethanol; ontstaat bij alcoholische gisting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aminozuren

A

Organische verbindingen met carboxyl-, amino- en restgroep; er zijn 20 verschillende aminozuren die bouwstenen van alle eiwitten vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Amylase

A

Zetmeel afbrekend enzym

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Appendix

A

Wormvormig aanhangsel van blinde darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bacterie

A

Eencellig organisme zonder kern en mitochondriën; sommige soorten hebben chlorofyl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bestrijdingsmiddelen

A

Middelen die mens inzet om plaag te bestrijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bijnier

A

Hormoonklier bovenop nier, bestaat uit bijniermerg en bijnierschors

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bilirubine

A

Ontstaat na afbraak van hemoglobine; bestanddeel van gal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bloeddruk

A

Druk die bloed op wand van bloedvat uitoefent; uitgedrukt in mmHg (millimeter kwik)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Emulgator

A

Stof die zorgt dat mengsel van water en vetten emulsie wordt (homogeen verdeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Enzym

A

Biokatalysator; stof die biochemische reactie versnelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fibrinogeen

A

Voorstadium van fibrine; bevindt zich in bloedplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gal

A

Uitscheidingsproduct van lever, dat via galwegen in 12-vingerige darm terecht komt; bevat galzure zouten, cholesterol en bilirubine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Glomerulus

A

Kluwen haarvaten in nierkapsel (kapsel van Bowman)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Glucagon

A

Hormoon, gevormd door eilandjes van Langerhans; zorgt voor glucosetoename in bloed; antagonist van insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Glycerol

A

Alcohol met drie OH-groepen per molecuul; bestanddeel van vetten: molecuul glycerol bindt drie vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Glycogeen

A

Dierlijk koolhydraat, polymeer van glucosemoleculen; opslagstof van glucose bij dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hemoglobine

A

Hb; ijzerhoudende rode kleurstof in rode bloedcellen; in staat zuurstof en koolstofdioxide te binden

21
Q

Insuline

A

Hormoon, gevormd door eilandjes van Langerhans; zorgt voor glucoseafname in bloed; antagonist van glucagon

22
Q

Inwendig milieu

A

Intern milieu; bloed, weefselvloeistof en ruimten die niet in contact staan met buitenwereld

23
Q

Kanker

A

Kwaadaardig gezwel

24
Q

Koolhydraten

A

Suikers (ook o.a. Meervoudige suikers, zetmeel en glycogeen)

25
Lipase
Vetsplitsend enzym
26
Menstruatie
Vier wekelijkse afstoting van baarmoederslijmvlies, gepaard gaand met bloeding
27
Microvilli
Uitstulpingen van celmembraan van darmepitheelcellen
28
Negatieve terugkoppeling
Verschijnsel dat proces geremd wordt door effect dat proces veroorzaakt
29
Osmotische waarde
Osmotische druk van oplossing wanneer deze met semipermeabele wand gescheiden is van zuivere oplosmiddel (water)
30
Pepsine
Eiwitsplitsend enzym
31
Peristaltiek
Wormachtige golvende beweging van holle organen; ontstaat door achtereenvolgende samentrekking en ontspanning van kring- en lengtespieren
32
Reflex
Snelle, onwillekeurige en voorspelbare reactie op prikkel
33
Resorptie
Opname van stoffen in bloed d.m.v. Actief transport
34
Slagader
Arterie; stroomrichting van bloed is van hart af
35
Speeksel
Door speekselklieren geproduceerd waterig vocht; bestaat uit water, slijm en amylase
36
Steriliseren
Vrij van micro-organismen maken
37
Stofwisseling
Metabolisme; geheel van chemische omzettingen in (cellen van) organisme
38
Strotklepje
Kraakbenig klepje in keelholte dat bij slikken luchtpijp afsluit
39
Strottenhoofd
Uit kraakbeenstukken bestaand orgaan tussen keelholte en luchtpijp, hier bevinden zich de stembanden
40
Terugresorptie
Resorptie van stoffen vanuit voorurine terug in bloed
41
Uitscheiding
Excretie; verwijdering van overtollige, giftige en/of schadelijke stoffen uit inwendig milieu
42
Ultrafiltratie
Vorming van voorurine via kapsel van Bowman
43
Ureum
Stikstofhoudende organische stof; eindproduct van aminozuurafbraak bij zoogdieren; wordt via urine uitgescheiden
44
Vetzuur
Carbonzuur met koolstofketen die langer is dan 10 koolstofatomen
45
Vitamine
Organische stof die in kleine hoeveelheden nodig is voor goed verlopen van celstofwisseling; meeste vitamines kun je niet zelf maken
46
Voedingsstoffen
Nutriënten; stoffen die organisme uit voedsel opneemt en die als bouw- of brandstoffen of als beschermende stoffen in lichaam gebruikt worden
47
Voorurine
Primaire urine; vocht dat na filtratie in kapsels van Bowman ontstaat
48
Zetmeel
Plantaardige polysacharide bestaand uit lange keten (polymeer) van glucosemoleculen