Chapter 38: Begrippen Flashcards

(53 cards)

1
Q

ACTH

A

Bijnierstimulerend hormoon, door hypofyse achterkwab geproduceerd; stimuleert bijnier tot afgifte bijnierschorshormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Actiepotentiaal

A

Elektrische spanningsverandering ter weerszijden v. celmembraan v. Zenuwcel; voortschrijdende actiepotentialen leiden tot impuls

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ADH

A

antidiuretisch hormoon; stimuleert terugresorptie v. Water vanuit nierkanaaltjes naar bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Adrenaline

A

Bijniermerghormoon, brengt lichaam in staat v. Paraatheid; heeft zelfde effect als innervatie door sympatisch zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Autonome zenuwstelsel

A

Deel v. Zenuwstelsel dat autonome functies regelt, veelal onbewust, altijd buiten wil om

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bevruchting

A

Versmelting v. Mannelijke en vrouwelijke geslachtscel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bijniermerg

A

deel v. Bijnier dat adrenaline en noradrenaline maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bijnierschors

A

Deel v. Bijnier dat consticosteroïden afscheidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bronstig

A

bereid tot paren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

celmembraan

A

ook plasmamembraan genoemd; opgebouwd uit dubbele fosfolipidelaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cholesterol

A

vetachtige stof; bestanddeel v. Celmembraan bij dieren, bouwstof v. O.a. Galzuur, bepaalde hormonen en vitamine D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Doelwitorgaan

A

gezegd v. Orgaan dat door zenuwstelsel wordt aangestuurd/ door hormoon wordt beinvloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eicel

A

vrouwelijke voortplantingscel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Eierstok

A

ovarium: orgaan met veel onrijpe eifollikels en waar geregeld eirijping plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Embryo

A

jonge mens in eerste embryonale ontwikkelingsstadia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Endocrien

A

Met inwendige afscheiding d.w.z. Naar intern milieu (meestal bloed) toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Exocrien

A

naar buiten afscheidend, d.w.z. Naar uitwendig milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

FSH

A

follikelstimulerend hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

gastrine

A

weefselhormoon gevormd door cellen in maagwand; stimuleert maagsap afgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Gele lichaam

A

Corpus luteum; uit lege follikel ontwikkeld klierweefsel in eierstok, dat progesteron produceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

glucagon

A

hormoon, gevormd door eilandjes v. Langerhans; zorgt voor glucosetoename in bloed; antagonist v. Insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

glycogeen

A

dierlijk koolhydraat, polymeer v. Glucosemoleculen; opslagstof v. Glucose bij dieren

23
Q

groeihormoon

A

GH; door hypofyse geproduceerd hormoon, stimuleert lengtegroei en herstel weefsels

24
Q

HCG

A

Humaan chorion gonadotropine; door embryo gevormd hormoon

25
Homeostase
(handhaving v.) constant inwendig milieu
26
Hypofyse
Kleine hormoonklier onderaan hersenen die veel hormoonklieren in lichaam in werking beïnvloedt
27
Hypothalamus
Deel v. Tussenhersenen; bevat enkele vegetative regelcentra en regelt werking hypofyse
28
Innesteling
Zich vastzetten v. Jonge embryo (blastocyste) in baarmoederslijmvlies
29
Insuline
Hormoon, gevormd door eilandjes v. Langerhans; zorgt voor glucoseafname in bloed; antagonist v. Glucagon
30
Kunstmatige insemenatie
KI; op het niet natuurlijk manier inbrengen v. Sperma in vrouwelijk voortplantingsorgaan
31
LH
Luteïniserend hormoon
32
Menstruatie
Vier wekelijkse afstoting v. Baarmoederslijmvlies, gepaard gaand met bloeding
33
Menopauze
Levensfase v. Vrouw na stoppen met menstruatie
34
Negatieve terugkoppeling
Verschijnsel dat proces geremd wordt door effect dat proces veroorzaakt
35
Oestradiol
Hormoon dat door eierstokken wordt geproduceerd
36
Osmotische waarde
Osmotische druk v. Oplossing wanneer deze met semipermeabele wand gescheiden is v. Zuivere oplosmiddel (water)
37
Ovulatie
Eisprong
38
Oxytocine
Hormoon, geproduceerd door hypofyse; stimuleert melkafscheiding
39
(De) pil
Anticonceptiemiddel in vorm v. Pilletje; bevat mengsen v. Oestrogeen en progesteron
40
Placenta
Moederkoek
41
Positieve terugkoppeling
Verschijnsel dat proces gestimuleerd wordt door effect v. Ditzelfde proces
42
Primaire geslachtskenmerken
Bij geboorte aanwezige geslachtskenmerken
43
Progesteron
Zwangerschapshormoon; geproduceerd door geel lichaam en placenta
44
Prolactine
Hormoon, geproduceerd door hypofyse; stimuleert melkafscheiding
45
Schildklier
Thyroïd; hormoonklier ter hoogte v. Strottenhoofd die schildklierhormoon thyroxine produceert
46
Skeletspieren
Dwarsgestreepte spieren; staan nder invloed v. Willekeurige zenuwstelsel
47
Slijmvlies
Dekweefsel met slijmproducerende cellen
48
Sperma
Bij zaadlozing vrijkomende vloeistof; bestaat bij mens uit zaadcellen, prostaatvocht en vocht uit zaadblaasjes
49
Stofwisseling
Metabolisme; geheel v. Chemische omzettingen in (cellen v.) organisme
50
Strottenhoofd
Uit kraakbeenstukken bestaand orgaan tussen keelholte en luchtpijp, hier bevinden zich stembanden
51
Suikerziekte
Dieabetes mellitus; aandoening waarbij suikerspiegel te hoog is, meestal gevolg van insulinetekort
52
Terugkoppeling
Feedback; hierbij wordt proces geremd/gestimuleerd door effect dat proces zelf veroorzaakt
53
Testosteron
Mannelijk geslachtshormoon uit zaadbal dat secundaire geslachtskenmerken bevordert