Chapter 4 Flashcards
Mens & dier (18 cards)
Wat is animal rationale?
De mens is een rationeel levend wezen.
Wat is antropocentrisme?
De opvatting waarbij de mens centraal staat.
Wat betekent consequentie?
Gevolg, resultaat van iets wat je doet.
Wat is dualisme?
Tweedeling, het aannemen van twee tegenover of onafhankelijk naast elkaar staande beginselen ter verklaring van de werkelijkheid.
Wat is empathie?
Inlevingsvermogen, de kunde of vaardigheid van het invoelen/inleven in een ander.
Wat is ethiek?
Deelgebied van de filosofie die kritisch nadenkt over wat goed en slecht gedrag is of zou moeten zijn.
Wat betekent flexibel?
Soepel, aanpasbaar, wisselend.
Wat is hiërarchie?
Rangorde.
Wat is imitatie?
Nabootsing, het nadoen van een ander.
Wat is inferioriteit?
De laagste in rang.
Wat betekent quasi?
Bijna, zo goed als.
Wat is scala naturae?
De ladder van de natuur.
Ordening van de natuur volgens een duidelijk hiërarchisch systeem van oplopende perfectie.
Wat betekent sensitief?
Gevoelig voor zintuiglijke gewaarwordingen.
Wat is superioriteit?
De hoogste in rang.
Wat betekent traditioneel?
Zoals de gewoonte dat meebrengt, van oudsher, van generatie op generatie doorgegeven.
Wat betekent vegetatief?
Plantaardig, buiten het bewustzijn om.
Wat is zelfbewustzijn?
De beleving van de eigen identiteit, dus van wie wij zijn en wat wij doen, denken, voelen of hebben meegemaakt.
Wat is zoöcentrisme?
Diergerichte opvatting die dieren als gevoelige subjecten met eigenwaarde beschouwt.