Chapter 5 - Policy Implentation Flashcards
1
Q
Rationele perspectief beleidsimplentatie
A
- Rationeel en centraal gecontroleerd
- Effectieve implementatie –> geplande en geprogrameerde taak
- Locale implementatie –> operationele eenheden
- Beleidsimplementatie –> perfecte administratie
- Implementatie van beleid is gescheiden van andere stappen in de beleidscyclus
- Soevereine en centrale sturing van beleidsimplementatie
- Heldere, duidelijke, ondubbelzinnige beleidsdoelen
2
Q
Hoe bereik je ‘perfecte’ beleidsimplementatie (rationeel perspectief)
A
- Uitgelegd werk
- Duidelijke autoriteit structuur
- Taken zijn beheersbaar
- Relaties met omgeving zijn gespecificeerd
- Uitwisseling van informatie
- Beschikbare bronnen
- Monitoren van processen
- Zelf-reflectief
- Positieve en negatieve sancties
- Beleid maken is gescheiden van implementatie
3
Q
Beleids discretie
A
Onmogelijk om elke mogelijke situatie te voorspellen. Komt voor door:
- Niveau van organisatie
- Niveau van individuen
4
Q
Overheidsbureaucratieën zijn gekenmerkt door
A
- Een hoge mate van standaardisatie en formalisatie
2. Een hoge mate van centralisatie, mensen verantwoordelijk houden
5
Q
Mechanisch regime
A
- Gescheiden taken
- Toezicht opperhoofd
- Precieze definitie van rechten en plichten
- Hierarchische structuur
- Loyaliteit en gehoorzaamheid
6
Q
Organisch regime
A
- Taken zien als geheel van iets
- Wederzijdse aanpassing door interactie en communicatie
- Organisatie als levende gemeenschap, horizontale en verticale interacties
- Eerder advies en informatie dan instructies
- Commitment tegenover de taak, technologische etos
7
Q
Bureaucratiën in soorten en maten
A
- De selectie bureaucratie: focus op cliënten. Wettelijke gelijkheid en wettelijke zekerheid
- Massa service organisatie: massa producten, gestandaardiseerde programma’s, specialistische kennis. Efficiëntie en maximalisatie
- De professionele service organisatie: hoog opgeleide professionals, helpen van specifieke individuen in plaats van een grote groep. Kwaliteit staat voorop
- Zorgafspraken: zorg, verzorging en aandacht. Zorg is verleend door hoog opgeleide professionals. Continuïteit en veiligheid.
- De vrijwillige organisatie: vrijwilligheid, de wens om bij te dragen aan waarden
8
Q
3 typen technologie en bureaucratie
A
- Street level bureaucratie: wet is leidend
- Screen level bureaucratie: focus op verzameling data
- system level bureaucratie: systeem ontwikkeling staat voorop
9
Q
Modellen van coördinatie in collaboratieve systemen
A
- Directie als een vorm van zelf-management. Veel betrekking van organisaties, vrijwillige basis. Nadeel –> geen duidelijke coördinatie, iedereen communiceert met iedereen. Niemand is geheel verantwoordelijk
- Leider van de keten: een organisatie binnen de samenwerking een hogere functie geven. Duidelijke coördinatie en contactpunt. Nadeel –> verschillende belangen van leider.
- Onafhankelijke leider: leider voert geen taken uit, communiceert tussen partijen
10
Q
Shifts in het verlenen van service
A
- Aanbod gedreven –> vraag gedreven, behoefte van burgers als consumenten
- Gefragmenteerd –> geïntegreerd en holistisch, vraagpatroon van burgers worden overwogen in plaats van geïsoleerde services
- Reactief –> proactief, overheid benadert burgers, eigen initiatief richting burgers
- Eén contactpunt –> meerdere contactpunten, meer punten voor het verkrijgen van service
- Collectief –> individuele dientverlening, meer maatwerk dan massa service voor grote groepen
- Specialistische –> algemene dienstverlening
- Passieve klant participatie –> actieve participatie, meer betrokken in design van organisaties
11
Q
Verschillende logica’s die de waardering van beleid bepalen
A
- Institutionele logica: de eisen die op grond van wet- en regelgeving aan de uitvoering worden gesteld
- Provisie logica: focust op de eisen die een organisatie opstelt, inrichting organisatie
- Professionele logica: resultaat van de professionaliteit van de organisatie
- Vraag logica: wensen, behoeften en interesses van burgers
12
Q
Beleidsvervreemding
A
Moeilijkheid die betrokken burgers hebben bij het identificeren van zichzelf . Beïnvloed door de mate van machteloosheid van professionals en de mate van zinloosheid
13
Q
3 soorten Overzicht (supervison)
A
potentieel of daadwerkelijke interactie tussen publieke lichamen met specifieke taken
- Repressief overzicht: leidinggevende probeert werknemer te beïnvloeden. Bestaande situatie met vorige situatie vergelijken
- Support overzicht: collectief leerproces. Kennis, informatie en ervaringen uitwisselen
- Polycentrisch: breder netwerk van belanghebbenden. Checksa and balances, niet alleen in handen van leidinggevende
