Chapter 7 Flashcards
(76 cards)
1
Q
once in a while/ sometimes
A
af en toe
2
Q
different
A
anders
3
Q
the apartment
A
het appartement
4
Q
the bathroom
A
de badkamer
5
Q
the balcony
A
het balkon
6
Q
de couch/ bench/ bank
A
de bank
7
Q
the ground floor
A
de begane ground
8
Q
important
A
belangrijk
9
Q
to be/ to exist
A
bestaan
10
Q
the library
A
de bibliotheek
11
Q
inside
A
binnen
12
Q
the bookcase
A
de boekenkast
13
Q
to bring
A
brengen
14
Q
outside
A
buiten
15
Q
the desk
A
het bureau
16
Q
the neighbourhood
A
de buurt
17
Q
that’s why/ therefore
A
daarom
18
Q
the roof
A
het dak
19
Q
to share
A
delen
20
Q
deze
A
this
21
Q
die
A
that
22
Q
dit
A
this
23
Q
dark
A
donker
24
Q
during the week
A
door de week
25
own
eigen
26
there
er
27
the test
het examen
28
to say hello
gedag zeggen
29
cheap
goedkoop
30
to throw
gooien
31
the floor, ground
de grond
32
convenient/ handy
handig
33
to hang
hangen
34
here
hier
35
why, how so
hoezo
36
to rent
huren
37
the idea
het idee
38
iets
something
39
the coat, jacket
de jas
40
the hairdresser
de kapper
41
the coat rack
de kapstok
42
the newspaper
de krant
43
the kiss
de kus
44
the pillow
het kussen
45
light, bright
licht
46
to seem
lijken
47
the furniture
de meubels
48
less
minder
49
the wall
de muur
50
de oppervlakte
the surface
51
regular, frequently
regelmatig
52
to drive
rijden
53
spacious
ruim
54
to shine
schijnen
55
the painting
het schilderij
56
the shoe
de schoen
57
to stand
staan
58
the sugar
de suiker
59
too
te
60
the terrace
het terras
61
the staircase
de trap
62
the garden
de tuin
63
to take off
uitrekken
64
far
ver
65
far away
ver weg
66
the floor, storey
de verdieping
67
to compare
vergelijken
68
to move
verhuizen
69
the square meter
de vierkante meter
70
according to
volgens
71
the study room
de werkkamer
72
white
wit
73
the housing
de woning
74
the living room
de woonkamer
75
seldom, rarely
zelden
76
the sun
de zon
