Chapter 8 Control of Gene Expression Flashcards
Cell memory
Om ervoor te zorgen dat een delende cel zijn identiteit behoudt, moeten de patronen van genexpressie die verantwoordelijk zijn voor die identiteit worden onthouden en worden doorgegeven aan zijn dochtercellen via alle daaropvolgende celdelingen.
Combinatoriol control
Het proces waarbij groepen van transcriptie regulatoren samen werken voor het bepalen van de expressie van een gen.
Differentiation
Het proces waarbij een cel verandert van het ene celtype naar het andere. Cellen verschillen van elkaar doordat het per cel verschilt welke genen tot expressie komen.
DNA methylation
Een proces waarbij methylgroepen aan het DNA-molecuul worden toegevoegd. Methylering kan de activiteit van een DNA-segment veranderen zonder de sequentie te veranderen.
Epigenetic inheritance
Epigenetische overerving. Dit komt door de cell-memory mechanismen en hierdoor blijven patronen van genexpressie behouden.
Gene expression
Het proces van uiting van bepaalde genen in het fenotype.
Induced pluripotent stem (iPS) cells
Gereprogrammeerde cellen die zich bijna hetzelfde gedragen als embryonale stamcellen. Ze kunnen worden aangestuurd om een verscheidenheid aan gespecialiseerde gedifferentieerde cellen te genereren.
Long noncoding RNA
Een klasse van RNA moleculen van meer dan 200 nucleotiden lang. Sommige van deze bevorderen de silencing van bepaalde genen. Anderen vouwen in een bepaalde 3D structuur en brengen eiwitten samen die samen functioneren in bepaalde cel processen.
MicroRNA (miRNA)
Kleine RNA moleculen die genexpressie beheersen door baseparen te vormen met bepaalde mRNA’s waarmee ze de stabiliteit en de translatie verminderen hiervan.
Positive feedback loop
Eenmaal geactiveerd door een extern signaal, zal de feedbacklus zichzelf voortdurend activeren, zelfs als de cel zich deelt en het signaal wordt weggenomen.
Positive feedback loop
Eenmaal geactiveerd door een extern signaal, zal de feedbacklus zichzelf voortdurend activeren, zelfs als de cel zich deelt en het signaal wordt weggenomen.
Post-transcriptional control
Vinden plaats na de transcriptie en spelen een cruciale rol in het verder specialiseren (fine-tuning) van de expressie van bijna alle genen.
Promoter
De DNA-sequentie waar RNA-polymerase aan bindt. Daarom bepaald de promoter het startpunt van het gen voor het aanmaken van het mRNA.
Regulatory DNA sequence
De meerderheid van de genen bevatten deze sequenties en worden gebruikt voor het aan en uitzetten van genen na bepaalde signalen.
Regulatory RNA
O.a. microRNAs, small interfering RNAs en long noncoding RNA’s. Spelen een cruciale rol in het reguleren van genexpressie
Reporter gene
Een gen dat voor een eiwit codeert met een activiteit die makkelijk experimenteel te monitoren is.
RNA interference (RNAi)
Aan de basis van RNAi ligt de aanwezigheid van een stuk (enkelstrengs)RNA met de sequentie die complementair is aan het uit te schakelen mRNA. Er ontstaat nu een dubbelstrengs RNA. Dit speelt dus een belangrijke rol in het afweersysteem.
Small interfering RNA (siRNA)
In de eerste stap van RNAi wordt het vreemde dubbelstrengs RNA geknipt door het eiwit Dicer in siRNA’s. Ze worden vervolgens meegenomen door het RISC eiwit. Dit eiwit gooit een streng van een siRNA duplex weg en gebruikt de overgebleven streng om complementair RNA te zoeken en te vernietigen.
Transcription regulator
Een eiwit dat zich bindt aan specifieke DNA-sequenties, waardoor de hoeveelheid transcriptie van genetische informatie van DNA naar mRNA gecontroleerd wordt.
Transcriptional activator
Een transcriptiefactor die een gen aanzet.
Transcriptional repressor
Een transcriptiefactor die een gen uitzet.