Chemie definities examens 3de trim Flashcards
(25 cards)
Het atoommodel
is een denkbeeldige voorstelling van de bouw van een atoom
Chemische elementen
zijn atoomsoorten die voorgesteld worden door een symbool
Een atoom
bestaat uit een positieve kern met nucleonen (kerndeeltjes) en een negatieve elektronenmantel
De nucleonen
zijn de protonen en neutronen
De protonen,neutronen en elektronen
zijn elementaire deeltjes
De elektronenconfiguratie
is de verdeling van elektronen op schillen
De absolute atoommassa
is de werkelijke massa van een atoom uitgedrukt in kilogram
De relatieve atoommassa
is de verhouding van de absolute massa en de atoommassaeenheid
Het massagetal (A)
is de som van het aantal protonen en het aantal neutronen
Het atoomnummer (Z)
is het aantal protonen
De elektronegatieve waarde (EN)
van een atoom geeft aan hoe sterk het atoom de neiging heeft om elektronen naar zich toe te trekken
Een ion
is een geladen deeltje
Het oxidatiegetal (OG)
geeft het aantal elektronen weer dat een atoom opneemt of afgeeft wanneer het een ion vormt en wordt geschreven met Romeinse cijfers voorzien van een teken.
Enkelvoudige stoffen
kunnen niet verder worden ontleed. Ze bestaan uit één atoomsoort
Samengestelde stoffen
kunnen wel verder worden ontleed. Ze bestaan uit meerdere atoomsoorten
Een analyse of ontleidingsreactie
is een chemische reactie waarbij een samengestelde zuivere stof wordt omgezet in twee of meer andere zuivere stoffen
Bij een thermolyse
gebeurt de ontleding door toevoer van warmte
Bij een elektrolyse
gebeurt de ontleding door de toevoer van elektrische energie
Een synthese
is een chemische reactie waarbij een chemische reactie waarbij een nieuwe samengestelde stof gevormd wordt uit twee of meer zuivere stoffen
Een ionbinding
is een binding tussen metaal en niet-metaal waardoor ionen ontstaan.
De formule-eenheid
geeft de verhouding van de ionen weer met een zo laag mogelijke natuurlijke getal
Een atoombinding of covalente binding
is een binding tussen twee niet-metalen door het gemeenschappelijke stellen van elektronen
Een apolaire atoombinding
ontstaat wanneer door een verschil in EN het gemeenschappelijke elektronenpaar niet verschuift
Een polaire atoombinding
ontstaat wanneer dooreen verschil in EN het gemeenschappelijke elektronenpaar veschuift