Geschiedenis alle definities examen 3de trim Flashcards
(109 cards)
het arianisme
Een stroming binnen het christendom die beweert dat Jezus enkel mens was en geen God.
missionaris
Iemand die predikt om niet-gelovigen te overtuigen van zijn godsdienst.
monnik
Een man die leeft in een abdij. Hij heeft beloofd om arm, celibatair en gehoorzaam aan zijn abt te leven.
adaptatiemethode
Bekering door (een deel van) de oude cultus over te nemen of zo te veranderen dat ze deel wordt van je eigen cultus.
ritueel
Een godsdienstige handeling.
religieuze mengcultuur
Een religie die samengesteld is uit de religie van verschillende andere culturen.
kluizenaar
Iemand die in afzondering leeft. Een synoniem is ‘eremiet’.
ascese
Een strenge manier van leven waarbij iemand zich elk plezier ontzegt.
abt
De leider van een abdij.
scriptorium
De ruimte in een klooster waar monniken teksten en boeken overschreven en vertaalden.
orthodoxie
Streng zijn in de beleving van het geloof: het geloof beleven zoals het voorgeschreven is.
aureool
De stralenkrans of ronde schijf die je terugvindt achter het hoofd van een heilige. Het is als het ware een deeltje van de hemel dat de heilige op aarde met zich meedraagt.
basilica
Een lang, rechthoekig gebouw, eventueel opgedeeld in verschillende beuken, met aan de korte zijde een apsis waar de rechter of bestuurder zetelde.
baptisterium
Meestal een vrijstaand rond of achthoekig bouwwerk waarin het doopritueel plaatsvindt.
mozaïek
Een kunstwerk in een plat vlak dat is gemaakt van kleine gekleurde stukken glas of steen.
icoon
Een schilderij van Christus of een heilige op een houten paneel.
landbouwproductiviteit
Verhouding tussen het gezaaide zaad en het geoogste graan.
kolonisatie
Een groep mensen vestigt zich in een gebied dat niet door de eigen bevolking bewoond wordt. Het kan gaan om een onontgonnen gebied of een gebied waar al mensen wonen.
ontginning
Woeste gronden geschikt maken voor landbouw.
migratie
Verplaatsing of verhuizing van bevolkingsgroepen naar een andere streek.
commerciële landbouweconomie
Landbouweconomie waarin veel landbouwproducten en ambachtelijke producten verhandeld worden.
stapelrecht
Het recht dat sommige steden - stapelplaatsen - verkregen, of zichzelf toe-eigenden. Het recht hield in dat goederen die langs een stad werden vervoerd, eerst in de stad moesten worden opgeslagen en daar te koop worden aangeboden.
nijverheid
Alle beroepswerkzaamheden waarbij iets wordt gemaakt of bewerkt. Een synoniem is ‘industrie’.
laken
Een effen wollen weefsel. Het is een stof, warmer dan geweven stoffen en sterker dan vilt.