Cluster D1: Neurologie Flashcards

1
Q

Welk type hoofdpijn heeft geen bekende onderliggende oorzaak? Uit welke 3 sub categorien bestaat deze?

A

Primaire hoofdpijnen

  • migraine
  • Spierspanningshoofdpijn
  • Trigeminale autonome cephalgieen (zoals cluster hoofdpijn en hemicrania)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Migraine wordt gekenmerkt door
Uni/bilateraal (1)
Aanvalsgewijs/continue (2)
Aanvullende symptomen (3, 4)

Hiernaast kan migraine aura gepaard gaan met (5), dat visueel van aard is aan een kan van het gezichtsveld

A

1= unilateraal
2= Aanvalsgewijs
3= misselijkheid, braken
4= overgevoeligheid voor licht
5= flikkerscotoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het beloop van een migraine aanval is als volgt:
Eerst is er de (1; fase) waarbij er sensorische of cognitieve veranderingen waargenomen worden.

Vervolgens kan een (2; symptoom) ontstaan die tot 60 minuten kan duren.

Dan komt de hoofdpijn die (3; tijdsduur) kan duren

Tot slot neemt de hoofdpijn af, maar kan er wel sprake zijn van (4).

A

1= prodromale fase
2= aura
3= 4-72 uur
4= sensorische hyperexciteerbaarheid (overprikkeling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De behandeling van migraine bestaat naast levensstijl advies ook uit aanvalsmanagement en uit preventieve zorg.

Waar bestaat de aanvalsmanagement uit?

A
  • NSAID/paracetamol met anti-emeticum (helpt met misselijkheid)
  • Triptanen

*triptanen ingenomen bij de hoofdpijn, niet aura
*triptanen, tijdens de trip en niet ervoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De behandeling van migraine bestaat naast levensstijl advies ook uit aanvalsmanagement en uit preventieve zorg.

Waar bestaat de preventieve behandeling uit? Bij welke frequentie wordt dit gegeven en wat is de effectiviteit?

A
  • Candesartan
  • propranolol (verlaagt bloeddruk; beta blokker)
  • topiramaat

Bij aanvallen die 2x per maand of vaker voorkomen, halveren aantal aanvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Spierspanningshoofdpijn wordt gekenmerkt door
Uni/bilateraal (1)
Aanvalsgewijs/continue (2)
Deze is meestal erger in de (3; ochtend/avond) en wissel overdag. Hiernaast is er een toename van klachten na een aantal maanden, dit heet (3)

A

1= bilateraal?
2= continue chronisch, bijna hele dag door
3= meestal toename in de avond
4= sensitisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Spierspanningshoofdpijn kan behandeld worden met medicatie of levensstijl adviezen.

Waarom heeft medicatie de voorkeur?

A

Levensstijl adviezen zijn niet wetenschappelijk aangetoond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onder de primaire hoofdpijn valt ook trigeminale autonome cephalgieen. Deze heten zo omdat er autonome verschijnselen ontstaan zoals:

A
  • tranen
  • rode ogen
  • loopneus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onder de primaire hoofdpijn valt ook trigeminale autonome cephalgieen. Hieronder vallen:

A
  • Clusterhoofdpijn
  • Paroxismale hemicrania
  • Hemicrania continua
  • Eenzijdige neuralgiforme hoofdpijn aanvallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Clusterhoofdpijn valt onder de (primair/secundair) hoofdpijn, en is onderdeel van (2).

A

1= primaire
2= trigeminale autonome cephalgieen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Clusterhoofdpijn wordt gekenmerkt door
Uni/bilateraal (1)
Aanvalsgewijs/continue (2)

Aanvullende symptomen is onder andere het syndroom waarbij de oog gaat hangen (3). Bij deze patienten is er heel sterk sprake van (4; bewgeingsarmoede/bewegingsdrang) tijdens een aanval.

A

1= unilateraal, achter of boven het oog
2= aanvalsgewijs
3= aanvullende autonome symptomen o.a. Horner syndroom
4= bewegingsdrang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn risicofactoren voor cluster hoofdpijn?

A
  • man zijn 3:1 (20-30 debuutleeftijd)
  • nachtelijk
  • alcohol is een trigger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De behandeling van clusterhoofdpijn bestaat uit aanvalsbehandeling of uit preventie. Wat zijn beiden?

A

Aanvalsbehandeling: Sumatripan, inademen zuurstof (denk aan sumatra jungle)

Preventie: Verapamil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Paroxismale hemicrania is onderdeel van trigeminale autonome cephalgieen. Dit wordt gekenmerkt door Uni/bilateraal (1)
Aanvalsgewijs/continue (2)
Aanvullende symptomen (3)

A

1= unilateraal, maar wel hele hoofd
2= aanvalsgewijs?
3= autonome symptomen, meest belangrijk tranen of afhangend ooglid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Continue hemicrania is onderdeel van trigeminale autonome cephalgieen. Dit wordt gekenmerkt door Uni/bilateraal (1)
Aanvalsgewijs/continue (2)
Aanvullende symptomen (3, 4, 5)

A

1= uni
2= continue
3= met autonome symptomen, verder onbekend momenteel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Continue hemicrania en paroxismale hemicrania worden behandeld met (1)

A

1= inodmethacine (NSAID)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij een aantal rode vlaggen moet secundaire hoofdpijn overwogen worden. Noem 4:

A
  • voorafgaand trauma
  • nieuwe hoofdpijn <50 jaar
  • visusklachten
  • koorts/braken

Secundair heeft een oorzaak, denk daaraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Medicatie afhankelijke hoofdpijn is een secundaire hoofdpijn die gepaard gaat met andere soort hoofdpijn (1). Hier moet aan gedacht worden bij pijnstillers (2; gebruikstijd) of triptanen (3; gebruikstijd)

A

1= migraine of spannigshoofdpijn
2= 15 dagen per maand
3= 10 dagen per maand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Een secundaire hoofdpijn waarbij de arteria temporalis ontstoken is heet (1). Deze voelt warm, pijnlijk en hard aan. Dit is een (2; type) aandoening en gaat vaak gepaard met (3; ziekte). Een bekend symptoom is (4). Dit ziektebeeld heeft als risico dat het kan leiden tot (5).

A

1= arteriitis temporalis
2= autoimmuun
3= polymyalgia rheumatica
4= kauwcaudicatio
5= cave blindheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De behandeling van arteriitis temporalis is als volgt, hoge dosering van (1). Het is belangrijk bij een werkdiagnose van AT al te starten omdat (2).

A

1= prednison (corticosteroid)
2= blindheid te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Naast primaire en secundaire hoofdpijn bestaan ook de (1). Deze zijn altijd geassocieerd met een specifieke zenuw. Deze categorie bestaat uit (2).

A

1= neuralgieen/neuropathieen
2= Trigeminus, Glossopharyngeus, Occipitalis neuralgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Behandeling van Trigeminus neuralgie kan medicamenteus of operatief zijn. Wat zijn beide?

A

Medicamenteus: Carbamazapine (anti-epilepticum) (omdat er minder geleiding hierheen gaat? Geen idee)

Operatief: Janetta operatie (kussen maken tussen opliggende bloedvat en zenuw) of Sweet operatie (aantasten ganglion zodat minder pijn signaal aankomt)

  • Carbamazapine omdat er minder geleiding hierheen gaat? Geen idee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bij de EMV score, wat zijn de scores voor de E?

A
  1. Ogen gaan niet open
  2. Bij pijn
  3. Bij aanspreken
  4. spontaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bij de EMV score, wat zijn de scores voor de M?

A
  1. Geen reactie
  2. Pathologisch strekken
  3. Pathologisch buigen
  4. Normaal buigen
  5. Lokaliseren pijn
  6. Opdracht uitvoeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bij de EMV score, wat zijn de scores voor de V?

A
  1. Geen geluid
  2. Onverstaanbaar
  3. Inadequaat (woorden)
  4. Verward (zinnen)
  5. Georienteerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de maximale EMV score?

A

E4
M6
V5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

We spreken van licht traumatisch hersenletsel bij EMV (1)
We spreken van matig traumatisch hersenletsel bij (2)

A

1= 13-15
2= 8-13
3= <8 of bewusztijnsverlies langer dan 30 min en post traumatische amnesie (PTA) langer dan 24 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe kan getoetst worden of post-traumatische amnesie voorbij is?

A

De patient kan 3 woorden inprenten en na 5 minuten weer herhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wanneer de hersenholtes vergroot zijn door een teveel aan hersenvocht spreken we van (1). Dit kan leiden tot een verhoogde (2).

A

1= hydrocephalus (waterhoofd)
2= craniale druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Voor je een lumbaalpunctie kunt doen bij iemand met een hydrocephalus, om te achterhalen of de craniale druk te hoog is, moet je CT doen. Waarom?

A

Om na te gaan of er contra-indicaties zijn voor een lumbaalpunctie. Dit zijn:

  • midlineshift
  • abces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Het vocht rond de hersenen en ruggenmerg heet (1). Dit wordt aangemaakt in (2). Het wordt terug geresorbeerd via de (3)

A

1= liquor cerebrospinalis
2= plexus choroideus
3= granulotioni van Pacchioni (sagittalis superior)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Het ontstaan van een hydrocephalus komt door ofwel verhoogde aanmaak (zeldzaam) of verstoorde afvoer.

Deze verstoring is in het ventrikelsysteem door iets wat in de weg zit (1) of bij terugresorptie bij de sagitalis superior (2).

A

1= obstructie hydrocephalus
2= communicerende hydrocephalus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Menigitis leidt tot wat voor een soort hydrocephalus? (1)
Tumoren/Cysten leiden tot wat voor soort hydrocephalus? (2)

A

1= communicerend
2= obstructie, logisch gezien er iets afgesloten wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Symptomen van hydrocephalus zijn:

A
  • braken, misselijkheid in de ochtend??
  • hoofdpijn
  • loop en mictiestoornissen
  • daling bewustzijn
  • papiloedeem, visusprobleem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Het verticale blikcentrum dat verticale oogbewegingen regelt, ligt in (1; deel brein). Wanneer een vergrote derde ventrikel hierop drukt, zoals bij een hydrocephalus, ontstaat (2; stoornis). Bij de patient zie je dan zogenaamde (3)

A

1= mesencefalon
2= verticale blikparese
3= sunset eyes

36
Q

Een hydrocephalus kan behandeld worden door middel van (1).

Wanneer er geen oorzaak gevonden kan worden voor een verhoogde intracraniele druk, wordt er gesproken van (2). Een belangrijk symptoom die hierbij op kan treden is (3).

A

1= een drain of ruggenprik om de druk te verminderen.
2= intracraniele hypertensie.
3= papiloedeem

37
Q

Een hoofdpijn dat uit het niets op komt en erg heftig is heet (1). Een bekende oorzaak van zo een hoofdpijn is (2), dit ontstaat meestal door een (3).

A

1= peracute hoofdpijn
2= subarachnoidale bloeding
3= aneurysma

38
Q

Er zijn twee manieren om aneurysma’s te behandelen. De eerste is door middel van (1), waarbij er kleine platinadraadjes in het aneurysma worden geschoten. Een tweede manieren is dmv (2), die het dichtknijpt.

Na de acute fase worden aneurysma’s behandeld met (3; medicamenteus)

A

1= coiling
2= clips
3= Ca- antagonisten

39
Q

Mensen met een subarachnoidale bloeding ontwikkelen vaak een (1;aandoening). Dit komt doordat de (2; structuur) verstopt raken met bloed en liquor niet goed kan worden afgevoerd door (3; structuur)

A

1= hydrocefalus
2= granulationes van Paccioni
3= Sagittalis Superior

  • subarachnoidale bloedingen kunnen ook leiden tot epilepsie
40
Q

Epilepsie kan het gevolg zijn van meerdere neurologische aandoeningen. Dit komt doordat er in de hersenen een (1) kan ontstaan onder invloed van cerebrale salt washing.

A

1= hyponatriemie

41
Q

Behalve sub arachnoidale bloedingen is een andere oorzaak van peracute hoofdpijn (1). De intracraniale druk gaat omhoog vanwege (2,3). De risicofactoren zijn algemene gevoeligheid voor trombose, zoals (4)

A

1= sinustrombose (en intracerebrale bloeding)
2= ophoping van bloed
3= slechte afvoer van liquor
4= zwangerschap, auto-immuniteit, stollingsstoornissen

42
Q

Acute hoofdpijn na het uitvoeren van een bepaalde activiteit zoals eten van ijs, seks of hoesten heet (1)

A

1= Thunderclap headache

43
Q

Bij progressieve hoofpdijn moet je denken aan deze vier oorzaken:

A

1= intracerebrale bloeding
2= Trauma
3= menigitis
4= Tumor

44
Q

Er zijn een aantal alarmsymptomen waar je aan moet van een tumor bij hoofdpijn. Noem 4

A
  • Hoofdpijn s’ochtends
  • Hoofdpijn s’nachts
  • Progressief
  • Braken in de ochtend
  • Visusstoornissen
  • Epilaptische aanvallen
  • UItval

Dit is toch exact dezelfde alarmsymptomen als bij een verhoogde intracraniele druk?

45
Q

De lokalisatie van de amygdala is (1; plek) van de (2) kwab. het ligt aan beiderzijds aan de uiteindes van (3;structuur)

A

1= mediaal
2= temporaal
3= hippocampus

46
Q

In het limbisch systeem is de directe pathway het pad van (1). Dit leidt tot een lichamelijke reactie. De indirecte pathway gaat nog via (2; hersenstructuur)

A

1= amygdala - hypothalamyus/hypofyse
2= hippocampus

47
Q

Bij angst kunnen SSRI’s worden gegeven en benzodiazepines. SSRI’s verhogen (1) en benzodiazepines (2; neurotransmitters).

A

1= serotonine
2= GABA

*TCA’s kunnen ook

48
Q

Bij angststoornissen wordt (1) als de grootste denkfout gezien. Om een angststoornis te diagnosticeren moet hij (2; duur) aanwezig zijn.

A

1= kansoverschatting
2= 6 maanden

49
Q

De angst voor het krijgen van een nieuwe paniekaanval bij paniekstoornis heet (1). Een andere naam voor een paniekcirkel is de (2).

A

1= anticipatie angst
2= cirkel van Clark

50
Q

Bij een ernstige vorm van GAS kan dit medicament nuttig zijn, in combinatie met CGT (1)

A

1= SSRI

51
Q

Hersentumoren zijn verdacht bij een drietal symptoomclusters:

A

1= Epilepsie
2= Progressieve uitvalsverschijnselen
3= symptomen die wijzen op een verhoogde intracraniale druk

52
Q

Symptomen die wijzen op een verhoogde intracraniale druk zijn:

A

1= progressieve hoofdpijn
2= visus afname
3= ochtendbraken
4= verlaagd bewustzijn

53
Q

Ontsteking van de hersenvliezen heet (1)

Ontsteking van het hersenweefsel heet (2)

Ontsteking van de zenuwbanen heet (3)

A

1= Menigitis
2=Encefalitis
3= Radiculitis

54
Q

Virussen zoaks rabies, polio en met name (1) kunnen de BBB passeren door zich te verspreiden langs zenuwbanen, dit heet (2).

A

1= herpes
2= centripetaal

55
Q

Sommige micro-organismen kunnen de BBB omzeilen door met monocyten mee te reizen. Een Voorbeeld hiervan is (1), dit heet de (2).

A

1= HIV
2= route van het Trojaanse paard

56
Q

Om te achterhalen of er sprake is van een bacteriele of virale infectie in het CZS wordt vaak (1; type onderzoek) gedaan. Een van de pijlers is het lactaat. Als deze lager is dan 3.5 denk je eerder aan (2), en als deze hoger is aan (3). Bij een witte kleur denk je aan (4), en bij een heldere kleur aan (5).

A

1= liquor afgenomen
2= viraal, of encefalitis
3= bacterieel
4= bacterieel
5= viraal

  • bacterien produceren meer lactaat?
57
Q

Voorafgaand aan een otitis media is vaak een (1; ziekte). Een complicatie van een otitis media kan (2; ziekte) zijn.

A

1= bovenste luchtweginfectie
2= meningitis

58
Q

Wat zijn de symtpomen van meningitis?

A
  • Koorts
  • Hoofdpijn
  • Braken
  • Teken van Brudzinski
  • Teken van kernig
59
Q

Waarom is een CT scan bij een meningitis niet altijd nodig? In welke gevallen is deze wél geindiceerd?

A

Omdat hij niet veel meer aanvullende informatie geeft dan een lumbaalpunctie, die je sws al moet doen.

Een CT doe je wel bij insulten, pupiloedeem, gedaald bewustzijn en focale uitval.

*mogelijk omdat je dan kunt checken voor hoge intracraniale druk? Anders onduidelijk.

60
Q

De beste voorspeller voor een bacteriele meningitis is (1).

A

1= pleiocytose

*pleiocytose is toename van aantal cellen

61
Q

Welk type verwekkers kan leiden tot toxic shock syndroom? Welke populatie is at risk?

A

Groep A Streptococcen (commensalen van de huid). Kinderen onder 10 jaar zijn at risk.

62
Q

Een verwekker is commensaal van de nasopharynx. Welke aandoening zou deze kunnen creeren?

A

Bacteriele meningitis (meningokokken meningitis)

63
Q

Eerste keus antibioticum bij een bacteriele meningitis is (1)

A

ceftriaxon

64
Q

Waardoor ontstaat een abces?

A

Onder invloed van bacterien als gevolg van
- per continuitatem (infectie vlakbij zoals otitis media)
- secundaire infectie
- uit de bloedbaan, door endocarditis bijvoorbeeld

65
Q

Wat is de belangrijkste verwekker van meningitis bij kinderen? (1)
En bij neonaten? (2)

A

1= Streptococcus pneumoniae
2= E.coli

  • en bij volwassenen ook pneumoniae?
  • misschien omdat bij neonaten de e-coli vlakbij zit en ze nog niet genoeg verschillende plekken zijnn geweest om met streptococcus in aanraking te zijn gekomen?
66
Q

De primaire motorische cortex ligt in de (1; kwab). Een (2; fenomeen) wijst op betrokkenheid van de piramidebaan en dus een probleem in deze kwab.

A

1= frontaal
2= voetzoolreflex volgens babynski

67
Q

Er zijn een aantal cellen in de hersenen waar tumoren uit kunnen bestaan, waaronder een lymfoom, menigioom en glioom. Welke komt het vaakst voor? Hoe kleuren deze aan met contrastvloeistof

A

Menigioom, deze stamt uit een menigeale cel in de hersenvliezen. Deze kleurt egaal aan.

68
Q

Welke twee carcinomen metstaseren het vaakst naar een hersentumor?

A
  • Mammacarcinoom
  • Longcarcinoom
  • en prostaatcarcinoom naar ruggenmerg!
69
Q

Hersentumoren kunnen o.a. uitzaaien naar de epidurale ruimte. Wat voor een klachten heeft zo iemand?

A
  • Rugpijn, al dan niet met uitstraling
  • Partiele dwarslaesie symtpomen (kracht, sensibiliteit, incontinentie)

Rugpijn bij een patient die bekend is met een primaire hersentumor is een red flag.

70
Q

Uitstraling naar de epidurale ruimte van een hersentumor, hoe wordt dat naast de standaard tumor behandeling nog meer medicamenteus behandeld?

A

Dexamethason (corticosteroid) ter vermindering van het oedeem. Dit kan mogelijk de uitvalsverschijnselen verminderen.

*Want het drukt de zenuwbanen plat? En cortico maakt neemt de zwelling af?

  • eindigend op -on is een cortico?
71
Q

Je verdeelt gliomen (typen hersentumoren) in hooggradig en laaggradig. Wat zijn de WHO graden voor de twee?

A

WHO I en II is laaggradig
WHO III en IV is hooggradig

72
Q

Patienten met (1) hebben vaak lichtbruine vlekken en hebben een verhoogde kans op een hersentumor. Deze vlekken heten (2). Vooral 6 van deze vlekken verhogen de kan dat het om deze erfelijke aandoening gaat.

A

1= neurofibromatose type I
2= cafe au lait vlekken

73
Q

Een hypofyse adenoom bij een vrouw wordt vermoed bij een hoge waarde van (1). Een vrouw die een hoge mate hiervan heeft ondervindt (2; symtpoom). De (3; hormoon) wordt namelijk geremd.

A

1= prolactine
2= geen ongesteldheid
3= GNRH

74
Q

De behandeling van een hypofyse adenoom is in eerste instantie (1; medicament), gezien dit prolactine productie remt.

A

1= dopamine agonisten

75
Q

Dit centrum in de hersenen zorgt voor begrip van taal (1). Deze is gelokaliseerd in (2; hersengebied) Dit centrum zorgt voor de productie van taal (3) en is gelokaliseerd in (4).

A

1= Gebied van Wernicke
2= Linker gyrus temporalis superior
3= Gebied van Broca
4= Linker frontaalkwab (gyrus precentralis)

76
Q

Een taalstoornis in het spreken heet (1). Een taalstoornis in het lezen heet (2). Een motorische spraakstoornis is (3).

A

1= afasie
2= alexie
3= dysartrie (taalfunctie is intact, alleen motorische deel niet)

*dysartrie lijkt op dronkenpraat, verder is alles intact qua taalbegrip

77
Q

Een menigo-encefalitis is een infectie met (1), deze moet behandeld worden met (2)

A

1= Herpes Simplex virus
2= Aciclovir

78
Q

Bij de aandoening ADEM wordt naast het hersenweefsel ook de (1; lokalisatie) getroffen. Hierbij wordt de myelineschede autoimmuun aangevallen . Dit treedt vaak op na een infectie met (2; virus). De behandeling is (3).

A

1= ruggenmerg
2= Influenza
3= cortico-steroiden

  • ontsteking + autoimmuun, dus daarom cortico steroiden?
79
Q

Wat zijn de tekenen van het horner syndroom?

A
  • oog hangt iets naar benende
  • huid erom heen zweet niet
  • pupil van het oog is heel klein
80
Q

Bij het testen voor meningitis zijn de tekens van Brudzinski en teken van Kernig belangrijk.

Wat zijn beide?

A

Brudzinski: bij buigen van het hoofd worden de knieen opgetrokken, omdat het anders pijn doet (teken van menigeale prikkeling).

Kernig: In liggende houding kan iemand de knie niet geheel strekken, omdat uitstralende pijn optreedt vanuit de rug.

81
Q

Een meisje van 1 dag oud wordt verdacht op meningitis. Bij neonaten is de meest waarschijnlijke verwekker altijd (1).

A

1= E.coli bacterie

82
Q

Bij een obstructie hydrocephalus zul je het volgende zien op een MRI:

A

Een dikke 1e/2e ventrikel, maar een vernauwde 3e en of 4e ventrikel (soort ballon). Bij een communicerende hydrocephalus zal het allemaal wat breder zijn

83
Q

Liquor Cerebrospinalis bevindt zich altijd in deze ruimte (zowel brein als ruggenmerg):

A

1= subarachnoidaal

84
Q

De klinische labwaarde die is verhoogd bij arteriitis temporalis zijn (1). Op de echo zie je dit opvallend fenomeen bij de arteria temporalis (2)

A

1= BSE (bezinking, want ontsteking denk ik)
2= Halo sign op de echo

85
Q

Kortdurende hoofdpijn aanvallen, die wel tot 200 keer per dag kunnen voorkomen heten (1).

A

1= SUNA/SUNCTS

86
Q

De risicofactoren van sinustrombose zijn (1). De diagnostiek die je hierbij uitvoert is (2).

A

1= zwangerschap, anticonceptie, ziekte van Crohn, covid-19 vaccin
2= MRI of CT met veneus contrast

  • onduidelijk of CT of MRI voorkeur
87
Q

Een subdurale bloeding heeft deze vorm (1) op CT
Een epidurale bloeding heeft deze vorm (2) op CT

A

1= Hol (halve maan)
2= Bol