College 1 - H2 - Grondbeginselen van de fabrieksboekhouding Flashcards
(29 cards)
Wat valt er onder rubriek 0?
Rekeningen van vaste activa, eigen vermogen, voorzieningen en vreemd vermogen lang.
Wat valt er onder rubriek 1?
Financiële rekeningen.
Wat valt er onder rubriek 2?
Controlerende tussenrekeningen.
Wat valt er onder rubriek 3?
Rekeningen van voorraden grond- en hulpstoffen.
Wat valt er onder rubriek 4?
Kostenrekeningen (= kostensoorten).
Wat valt er onder rubriek 5?
Rekeningen voor de verdeling van de indirecte kosten.
Wat valt er onder rubriek 6?
Fabricagerekening(en).
Wat valt er onder rubriek 7?
Rekeningen van voorraden gereed product en product in bewerking.
Wat valt er onder rubriek 8?
Rekeningen voor de vaststelling van verkoopresultaten.
Wat valt er onder rubriek 9?
Rekeningen voor de opstelling van de winst- en verliesrekening per periode.
Wat zijn commerciële kosten?
Het totaal van de fabricagekosten en de verkoopkosten van de verkochte producten.
Wat zijn constante kosten?
Kosten die in een bepaalde periode ongwijzigd blijven, welke wijzigingen zich in de bedrijfsdrukte (binnen een bepaalde productie-interval) ook voordoen. Ook wel vaste kosten genoemd.
Wat zijn directe kosten?
Kosten waarvan rechtstreeks kan worden vastgesteld voor welk product ze zijn gemaakt.
Wat zijn fabricagekosten?
De kosten van het fabricageproces. Deze bestaan uit directe grondstofkosten, directe loonkosten en een bedrag ter dekking van de indirecte kosten. Dit zijn de kosten tot en met rubriek 7, dus zonder verkoopkosten.
Wat is een fabrieksboekhoudeing?
Boekhouding die is gericht op de industriële onderneming en die het omvormingsproces op de voet volgt.
Wat is een functionele kostenindeling?
Indeling van de kosten op basis van de functie in de onderneming. Bijvoorbeeld inkoopkosten, magazijnkosten, onderhoudskosten et cetera.
Wat is een handelsonderneming?
Onderneming die goederen inkoopt met de bedoeling deze zonder belangrijke vormverandering met winst te verkopen.
Wat is een industriële onderneming?
Onderneming die grondstoffen inkoopt, deze omvormt tot producten en deze met winst probeert te verkopen. Bij dit transformatieproces worden diverse productiemiddelen opgeofferd.
Wat zijn indirecte kosten?
Kosten waarvan niet rechtstreeks kan worden vastgesteld voor welk product ze zijn gemaakt.
Wat zijn nagecalculeerde kosten/werkelijke kosten?
Kosten die worden berekend door de werkelijk verbruikte hoeveelheden van de verschillende productiemiddelen te vermenigvuldigen met de werkelijke inkoopprijzen. Deze kosten worden daarom ook wel de werkelijke kosten genoemd.
Wat is massaproductie?
Productiewijze waarbij de onderneming uitgaat van de doorsnee wensen van de afnemers.
Wat zijn variabele kosten?
Kosten waarvan de totale omvang reageert op wijzigingen in de bedrijfsdrukte.
Wat is een overboekingsrekening?
Grootboekrekening die uitsluitend wordt gebruikt om het totaal van het kostenbedrag van rubriek 4 n het saldoresultaat uit de rubrieken over te boeken naar rubriek 9, en het saldoresultaat uit rubriek 9 naar rubriek 0. Het rekeningnummer eindigt altijd met .99. Ook wel collectieve overboekingsrekening genoemd.
Wat is stukproductie?
Productiewijze waarbij de onderneming uitgaat van de specifieke wensen van individuele afnemers.