College 3

Question 1

Information-processing system

Answer 1

Mechanismen voor het ontvangen van informatie, het weergeven ervan met symbolen en het manipuleren ervan

Question 2

Thinking

Answer 2

Het manipuleren van mentale representaties

Question 3

Reactie tijd

Answer 3

De tijd tussen het aanbieden van een stimulus en een reactie daarop

Question 4

Concept

Answer 4

Categorieën van objecten, gebeurtenissen of ideeën met gemeenschappelijke eigenschappen

Question 5

Formele concepten

Answer 5

Duidelijke regels over het concept

Question 6

Informeel concept

Answer 6

Concept op basis van karakteristieke kenmerken en je hoeft niet aan alle kenmerken te voldoen

Question 7

Prototype

Answer 7

Een voorbeeld van een informeel concept dat aan alle karakteristieken voldoet

Question 8

Propositie

Answer 8

Mentale representaties die relaties tussen concepten uitdrukken: kunnen waar of onwaar zijn

Question 9

Schema’s

Answer 9

Sets van proposities die generalisaties en verwachtingen creëren over categorieën van objecten, plaatsen, gebeurtenissen en mensen

Question 10

Scripts

Answer 10

Een type schema over de gebeurtenissen die samen een bekende activiteit vormen

Question 11

Mental models

Answer 11

Weergaven van hoe concepten zich tot elkaar verhouden in de echt wereld

Question 12

Images

Answer 12

Mentale representaties van visuele informatie

Question 13

Cognitieve maps

Answer 13

Mentale representaties van bekende delen van de wereld

Question 14

Reasoning

Answer 14

Het proces waarbij mensen argumenten genereren en evalueren en daar conclusies over trekken

Question 15

Inferences

Answer 15

Gevolgtrekkingen

Question 16

Formeel redeneren

Answer 16

Een reeks strikte procedures om tot een geldige conclusie te komen

Question 17

Algoritmes

Answer 17

Systematische procedures die niet anders kunnen dan een correct oplossing voor een probleem te leveren

Question 18

Logic

Answer 18

Een systeem van formules om geldige conclusies te trekken

Question 19

Deductief redeneren

Answer 19

Een soort redenering waarbij gebruik wordt gemaakt van een algemene regels om conclusies te trekken over specifieke gevallen

Question 20

Informeel redeneren

Answer 20

Je gebruikt dit als je probeert de geloofwaardigheid van een conclusie te beoordelen op basis van het beschikbare bewijs om deze te ondersteunen

Question 21

Heurestieken

Answer 21

Mentale shortcuts of vuistregels

Question 22

Anchoring Bias

Answer 22

Een snelkoppeling in het denkproces waarbij nieuwe informatie aan bestaande informatie wordt toegevoegd, om zo tot een oordeel te komen

Question 23

Representativeness heurestiek

Answer 23

Een mentale snelkoppeling waarbij wordt beoordeeld of iets tot een bepaalde klasse behoort op basis van de gelijkenis met andere leden van de klasse

Question 24

Availability heurestiek

Answer 24

Een mentale snelkoppeling waarbij oordelen worden gebaseerd op informatie die het makkelijkst bereikbaar is.

Question 25

Means-end analysis

Answer 25

hierbij vraag je je voortdurend af waar je staat ten opzichte van je uiteindelijke doel en bepaald je vervolgens de middelen waarmee je een stap dichter bij dat doel kunt komen.

Question 26

Mental set

Answer 26

De neiging dat oude patronen van probleem-oplossing blijven bestaan

Question 27

Functional fixedness

Answer 27

De neiging om over bekende objecten te denken in bekende manieren

Question 28

Confirmation bias

Answer 28

De neiging om meer aandacht te besteden aan bewijs ter ondersteuning van iemands hypothese ipv die de hypothese weerlegt

Question 29

AI

Answer 29

Het vakgebied dat bestudeert hoe computer geprogrammeerd kunnen worden om de producten van de mensen te imiteren

Question 30

Creativity

Answer 30

Een mentale activiteit die kan worden afgeleid uit producten die voorkomen uit het creatief proces

Question 31

Divergent thinking

Answer 31

Het vermogen om langs meerder paden te denken om meerdere oplossingen voor een probleem te genereren.

Question 32

Loss aversion

Answer 32

De pijn van een bepaalde hoeveelheid verliezen is vaak groter dan het plezier die we voelen als we dezelfde hoeveelheid verdienen

Question 33

Grammar

Answer 33

Een reeks regels voor het combineren van symbolen, zoals taal

Question 34

Phoneme

Answer 34

De kleinste eenheid van klank die de betekenis van spraak beïnvloed

Question 35

Morphemes

Answer 35

De kleinste eenheid van taal met betekenis

Question 36

Syntax

Answer 36

Woorden worden op hun beurt gecombineerd om zinnen en zinsdelen te vormen volgens een reeks grammatica regels

Question 37

Semantics

Answer 37

Regels die de betekenis van woorden en zinnen bepalen

Question 38

Surface structures

Answer 38

De volgorde waarin woorden zijn gerangschikt in zinnen

Question 39

Deep structures

Answer 39

Een abstracte weergave van de onderliggende betekenis van een bepaalde zin

Question 40

Infant vocalizations

Answer 40

Eerste geluide gemaakt door baby's

Question 41

Babbelings

Answer 41

Herhaling van lettergrepen: geluiden die baby's maken die op spraak lijken