College 3: Neuropsychologisch onderzoek Flashcards

Wat is neuropsychologie? Welke domeinen zijn er van neuropsychologisch onderzoek?

1
Q

Wat is kinderneuropsychologie?

A

relatie tussen gedrag en het functioneren van de zich ontwikkelde hersenen bij kinderen en jongeren. Dit richt zich voornamelijk op het brein in ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is klinische Kinderneuropsychologie

A

richt zich op het leggen van verbanden tussen problematisch afwijkend gedrag en disfuncties van de zich ontwikkelende hersenen bij kinderen en jeugdigen. Er is dus echt iets mis met het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het neuropsychologisch denkmodel?

A

gedrag van een kind mogelijk gemaakt door het functioneren van de hersenen. Gedrag zorgt vaak voor aanmelding van een kind en de neuropsychologie kan helpen dat gedrag verklaren en indicaties te geven waar in het brein het misgaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe ziet het informatieverwerkingsmodel eruit?

A

*INPUT
- sensorische waarneming (visueel/auditief
- aandacht

*VERWERKING
- visuele verwerkingssnelheid en auditieve verwerkingssnelheid (lager niveaufuncties)
- integratieve waarneming en geheugen
- executieve functies en sociale cognitie (hogere niveaufuncties)

*OUTPUT
(gedrag)
- taal
- motoriek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar biedt de klinische kinderneuropsychologie inzicht in?

A

Er moet heel precies gekeken worden waar het misgaat, trial and error wat betreft behandeling kan schadelijk zijn.

inzicht in:
- hoe mensen in staat zijn om dingen te leren
- hoe bepaalde vormen van psychopathologie ontstaan
- hoe de hersenen in staat zijn te compenseren, tenminste gedeeltelijk, na hersenbeschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke mechanismen spelen een rol bij de prenatale ontwikkeling van de hersenen?

A

*NEUROGENESE
= de ontwikkeling van zenuwcellen (neuronen) in de neurale buis

*ANGIOGENESE
= de vorming van nieuwe bloedvaten uit bestaande bloedvaten

*MIGRATIE
= neuronen verplaatsen zich en moeten hun uiteindelijke bestemming vinden binnen de structuur van het zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke mechanismen spelen een rol tijdens de postnatale ontwikkeling van het brein?

A

*NEUROGENESE
= de ontwikkeling van de zenuwcellen (neuronen) in de neurale buis

*DIFFERENTIATIE
= neuronen specialiseren zich, passen zich aan de functie aan die ze in de hersenen zullen hebben en ontwikkelen zenuwuitlopers (axonen en dendrieten). Er ontstaan synapsen waar signalen van de een op de andere neuronen overgedragen worden

*PRUNING
verbindingen die niet gebruikt worden verdwijnen weer

*MYELINISATIE
om axonen vormt zich een vetlaagje waardoor de informatieoverdracht tussen neuronen sneller en efficienter verloopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Van welke hierarchische structuur is er sprake in het brein?

A

*REPTIELENBREIN
= bestaat uit de hersenstam en het cerebellum en is betrokken bij flight or fight response. Basale levensfuncties

*ZOOGDIERENBREIN
= bestaat uit het limbische systeem en is betrokken bij emoties, aandacht, geheugen en gewoontes en het nemen van beslissingen

*MENSELIJK BREIN
= neocortex en betrokken bij hogere cognitieve functies zoals rationaliseren en abstract redeneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke hersenstructuren (kwabben) zijn er?

A

*FRONTAALKWAB
= betrokken bij de executieve functies, zoals sociale cognitie, abstract redeneren en planning

*TEMPORAALKWAB
= betrokken bij auditieve waarneming

*PARIETAALKWAB
= betrokken bij zintuigelijke impulsen, motoriek en ruimtelijk denken

*OCCIPITAALKWAB
= betrokken bij visuele waarneming

*CEREBELLUM
= betrokken bij coordinatie, nauwkeurigheid en timing van motoriek

sprake van een driehoekwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kan er gezegd worden over problemen in gedrag en ontwikkelingsprocessen van het brein?

A

Kan voornamelijk verklaard worden door neuronale migratiestoornissen, stoornissen in de synaptogenese en myelinisatiestoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke problemen kunnen er ontstaan tijdens de prenatale fase?

A
  • beloop van de zwangerschap, zoals bloedingen, achterstand van groei en prematuriteit

-gezondheid van de moeder tijdens de zwangerschap

  • leefgewoonten van de moeder tijdens de zwangerschap
  • omstandigheden van de moeder tijdens de zwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke perinatale problemen kunnen er ontstaan>

A

omstandigheden tijdens de bevalling zoals zuurstofgebrek, vacuumextractie, tangverlossing en zwangerschapsduur

conditie van het kind tijdens de geboorte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor verschillende netwerkgebieden zijn er in het brein?

A

*LIMBISCHE EN PARALIMBISCHE GEBIEDEN
= betrokken bij emoties en cognitieve processen

*UNIMODALE GEBIEDEN
= betrokken bij de verwerking van informatie vanuit een enkele richting of voor het uitvoeren van een enkele functie zoals de motorische schors

*BIMODALE GEBIEDEN
= betrokken bij het verwerken van meerdere zintuigelijke informatieverwerkingsgebieden

*HETEROMODALE GEBIEDEN
= betrokken bij complexe cognitie functies zoals de prefrontale cortex

heteromodale associatiegebieden die optimaal moeten samen werken zijn:
- taal en spraak
- emotie en cognitie
- lezen, spellen en rekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer wordt er gekeken naar Neuropsychologisch onderzoek?

A
  • problemen tijdens het opgroeien, gerelateerd aan ontwikkelingstaken zoals: motorisch ontwikkelingsprobleem of afwijkende contactname

-gerelateerd aan somatische problemen zoals voedingsstoornissen en pijn

  • gerelateerd aan ontwikkelingspsychopathologie
  • gerelateerd aan verdenking van genetische aandoeningen
  • gerelateerd aan risico op erfelijke aandoeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt er in kaart gebracht

A

Na een hersenaandoening of ziekte

bij ontwikkelingsstoornissen
- verklaring van problematiek (rigiditeit, sensorische problemen en aandachtsproblematiek)
gerelateerd aan behandeling gericht op gedragsveranderingen zoals medicatie, training hersenfuncties of psychotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke vragen kunnen er gesteld worden in de onderkennende diagnostiek mbt neuropsychologie?

A

wat is de impact van een hersendysfunctie?
is er sprake van een ontwikkelingsstoornis?

17
Q

Welke vragen kunnen er gesteld worden in de verklarende diagnostiek mbt neuropsychologie?

A

zijn er problemen met de informatieverwerking?
wat is de oorzaak van de ontwikkelings- of leerproblemen?

18
Q

welke vragen kunnen er gesteld worden in de indicerende diagnostiek mbt neuropsychologie?

A

zijn er mogelijkheden tot beinvloeding van de ontwikkeling
evaluatie van een behandeling

19
Q

Hoe wordt er neuropsychologische getoetst?

A

het informatieverwerkingmodel wordt afgegaan

*SENSORISCHE WAARNEMING
= alles wat bij de zintuigen binnenkomt en verwerkt wordt in het brein.
Bij testafnames moet dus gelet worden op specifieke problematiek zoals agnosie, maar ook op kleurenblindheid en visuele, auditieve en motorische problemen

*AANDACHT
= processen die te maken hebben met het detecteren en selecteren van sensorische informatie uit de omgeving, zodat deze informatie verder verwerkt kan worden, waardoor er betekenis aan verleend kan worden. De aandachtsfuncties zijn:
- alertheid
- gerichte aandacht
- verdeelde aandacht
- volgehouden aandacht

*INTEGRATIEVE WAARNEMING
= vermogen om waargenomen informatie in onderlinge samenhang te plaatsen

*GEHEUGEN
= vermogen om verschillende soorten informatie op te slaan en vast te houden in het geheugen en in hoeverre deze informatie ook weer kan worden teruggevonden of herkend als die informatie nodig is. Hier zit dus ook een selectiecomponent in, omdat het niet mogelijk is om alle binnenkomende informatie op te slaan

*EXECUTIEF FUNCTIONEREN
= betrokken bij adaptie aan de veranderende omgeving en het vormen van schema’s om de wereld te begrijpen en gedrag te evalueren

*SOCIALE COGNITIE
= vaardigheden die noodzakelijk zijn om optimaal aan te kunnen passen aan de sociale omgeving, zoals sociaal relevante informatie waarnemen, integreren, begrijpen en gebruiken om zich te verplaatsen in de situatie en of de ander en hier gepast op te reageren.

*MOTORIEK
= vermogen om een ruimtelijk figuur te construeren of in de ruimte te bewegen nadat er visuele analyse heeft plaatsgevonden

20
Q
A