Colleges week 8 Flashcards

(96 cards)

1
Q

Waar bevindt het grootste gedeelte van de tractus digestivus zich?

A

In het abdomen (buikholte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waardoor wordt het abdomen afgeschermd?

A

Door de buikwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit bestaat de buikwand?

A

craniaal uit het diafragma, caudaal uit het diafragma pelvis en lateraal uit spieren die rond het abdomen lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is het bij vrouwen lastiger om botpunten en spieren te zien op de buik om de orgaanligging te kunnen afleiden?

A

De vetverdeling bij man en vrouw is erg verschillend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Buikwandbekleding

A

Buikwand/ Peritoneum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 opties ligging van organen ten opzichte van het peritoneum

A
  1. Intraperitoneaal
  2. Retroperitoneaal
  3. Subperitoneaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Inrtra- of retroperitoneaal? Maag

A

Intraperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Inrtra- of retroperitoneaal? Milt

A

Intraperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Inrtra- of retroperitoneaal? Lever

A

Intraperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Inrtra- of retroperitoneaal? Jejunum

A

Intraperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Inrtra- of retroperitoneaal? Ileum

A

Intraperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Inrtra- of retroperitoneaal? Caecum&appendiz

A

Intraperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Inrtra- of retroperitoneaal? Colon transversum

A

Intraperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Inrtra- of retroperitoneaal? Colon sigmoideum

A

Intraperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Inrtra- of retroperitoneaal? Nieren

A

Retroperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Inrtra- of retroperitoneaal? Pancreas

A

Retroperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Inrtra- of retroperitoneaal?Duodenum

A

Retroperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Inrtra- of retroperitoneaal? Colon ascendens

A

Retroperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Inrtra- of retroperitoneaal? Colon descendens

A

Retroperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Inrtra- of retroperitoneaal? Rectum

A

Retroperitoneaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Functies maag

A
  • Opslag (curvaturaminor vs. curvaturamajor)
  • Begin vertering
  • Gecontroleerd doorlaten naar darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Via welke ligamenten is de milt verbonden met omliggende structuren?

A
  • lig. Splenocolico
  • lig. Phrenicosplenicum
  • lig. Gastrosplenicum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Transpylorische vlak

A

Ligt ter hoogte van wervel L1 en ligt ook bij de 9e kraakbeen rib
Hier lopen de truncus coeliacus en de arteria mesenterica superior; Daarnaast bevindt zich in dit vlak de overgang van maag (gaster) naar duodenum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Subcostale vlak

A

Ligt ter hoogte van wervel L3 en ligt direct onder de punt van je laatste rib. Hier loopt de arteria mesenterica inferior, wat een aftakking is van de aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Supracristale vlak
Ligt ter hoogte van wervel L4 en de processi iliacae anterior superior. Hier bevindt zich de bifurcatie (splitsing) van de aorta
26
Intertuberculaire vlak
Ligt ter hoogte van wervel L5. Hier bevindt zich de splitsing van de arteria iliaca communis interna en externa
27
Organen in het transpylorische vlak
- Pancreas - Duodenum - Truncus Coeliacus - a. mesenterica superior - UItgang van de maag > Pylorum
28
Wat zijn de voornaamste bovenbuikorganen?
Maag (gaster), Milt (spleen), lever (hepar) | > liggen in het embryo achter elkaar
29
Hoeveel doorgangen heeft het diafragma?
3 > voor de grote vaten en de oesophagus
30
Nierfunctie
1) Filtratie: excretie van afvalstoffen 2) Regelen water- en zoutbalans 3) Afgifte Hormonen
31
Wat bevat het glomerulus filtraat?
``` •water •Na+, Cl-, K+, HCO3-, glucose, Mg, Ca, P •aminozuren •uraat •Ureum (afvalstof) •Creatinine (afvalstof) > in gelijke concentraties als in het bloed !!! ```
32
Wat wordt niet gereabsorbeerd?
Ureum en creatinine
33
Ligging nieren
Retroperitoneaal, hoog in de rugzijde van het abdomen tussen TH12 en L3
34
Uit welke delen bestaan nefronen?
- Afferente arteriole - Glomerulus - Kapsel van Bouwman - Efferente arteriole - Proximale tubulus - Lus van henle (bestaat uit tubulus descendens & ascendens) - Distale tubulus - Tubulus colligens (verzamelbuis)
35
Nierlichaampje
Glomerulus en kapsel van Bouwman > bevinden zich in de cortex van de nier
36
Hoeveel bloed ontvangt de nier per minuut?
Ongeveer 1,2 liter
37
Wat zijn de belangrijkste hormonen van de nier?
- EPO > stimuleert aanmaak van rode bloedcellen - Renine- Angiotensine-Aldosterone as (regulatie bloeddruk) - Antidiuretisch hormoon (regulatie waterabsorptie) - 1- alpha hydroxylase (vitamine D3)
38
Stomodeum
Mondholte
39
Wat loopt door het mesenterium?
bloedvaten, zenuwen, lymfen, vetweefsel
40
Visceraal peritoneum?
Bedekt alle organen in de buikholte
41
Welke nier ligt hoger?
Links want rechts ligt de lever
42
Functies maag
1. opslag 2. begin vertering 3. gecontroleerd doorlaten naar darm
43
Omentum minus
Tussen maag en lever
44
Omenta
Vlies
45
Duodenum
1. Pars superior 2. Pars descendens 3. Pars inferior 4. Pars ascendens
46
Pancreas
- Intieme relatie met duodenum | - Kop past precies in de C-vorm van de duodenum
47
Eindpunt omentum minus
Ligamentum Hepatoduodenale
48
Milt is verbonden met omliggende structuren via?
- Splenocolico - Phrenicosplenicum - Gastrosplenicum
49
3 structuren ligamentum hepatoduodenale (eindpunt omentum minus)?
- ductus choledocus > galgang - v. porta - a. hepatica propria
50
Hydrostatische druk
Duwt vocht uit haarvaten; begin haarvaten
51
Colloïd osmotische druk
Ontstaat door eiwitten
52
Allantois
- Uitstulping van de dooierzak in de vroege navelstreng - Bij de allantois ontstaan ook de geslachtscellen - Uit de allantois wordt urachus gevormd
53
Ontstaan primitieve darm
Tijdens het krommingsproces ontwikkelt het endoderm tot een buis, de primitieve darm. Het craniale en caudale deel van de darm worden de primitieve voordarm en einddarm genoemd.
54
Wat ontstaat uit de voordarm?
Uit de voordarm ontstaan onder andere de farynx, de thymus, de (bij)schidklier, de longen, de oesofagus, maag, lever en pancreas.
55
Wat gebeurt er met de middendarm?
Het middelste deel (middendarm) blijft via een opening aan de ventrale zijde middels de dooierzaksteel(yolk stalk) verbonden met de dooierzak.
56
Wat kan leiden tot aangeboren afwijkingen?
Een persisterende dooierzaksteel
57
Door welke grote vaatsystemen worden de delen van de primitieve darm van bloed voorzien?
De drie delen worden van bloed voorzien door 3 grote vaatsystemen: truncus coeliacus (voordarm),arteria mesenterica superior (middendarm), arteria mesenterica inferior (einddarm)
58
Waarmee eindigt de einddarm in de cloaca?
De allantois
59
Waardoor ontstaan het rectum en de blaas met de urethra?
De cloaca wordt opgesplitst door het septum urorectale. Door de opsplitsing van de cloaca ontstaan het rectum en de blaas met urethra.
60
Wat leidt tot afwijkingen tot aangeboren afwijkingen van het rectum en de anus?
Een verstoorde ontwikkeling van de cloacale membraan of het septum urorectale leidt tot aangeboren afwijkingen van rectum en anus
61
Hoe wordt het ligamentum umbilicalis medianis gevormd/
Uit de allantois ontstaat de urachus, een buis die van de blaas naar de navel loopt. De urachus vormt in het volgroeide lichaam een ligament in de buikwand, het ligamentum umbilicalis medianis.
62
Wat ontstaat uit de middendarm?
Uit de middendarm ontstaan jejunum, ileum, caecum, colon ascendens en colon transversus
63
Wat veroorzaakt draaiing en kromming van de darmbuis?
Groei veroorzaakt kromming en draaiing van de darmbuis
64
Hoe lang ligt een deel van de dunne darm en colon in de navelstreng?
Tot week 8 ligt een deel van de dunne darm en colon in de navelstreng.
65
Hoe kan de bursa omentalis bereikt worden?
Bursa omentalis kan worden bereikt door omentum majus met colon transversus los te snijden van maag
66
Waaruit ontstaan de trachea en longen?
De trachea en de longen ontstaan uit een uitstulping van de voordarm
67
Hoe ontwikkelen de longen zich?
De longen ontwikkelen zich door een opeenvolging van dichotome vertakkingen
68
Wanneer is de navelstreng gevormd?
Na de kromming
69
Drie hoofdvertakkingen in de buikholte
1. Truncus coeliacus > foregut 2. Arteria mesenteria superior > midgut 3. Arteria mesenteria inferior > hindgut
70
Vetlobje aan dikke darm
Appendix epliploica
71
Haustra
Lobben dikke darm
72
Plicae
Plooien dikke darm
73
Verschillen Jejunum en Ileum
Jejunum - roze kleur (meer kleine vaatjes) - zichtbare arcades & windows - weinig (1-3) arcades - lange (1-3cm) vasa recta Ileum - grijzig - dik mesenterium; slecht zichtbare arcades - veel (2-6) arcades - korte (1-2 cm) vasa recta
74
Nut spijsvertering
Nodig voor afbraak macromoleculen tot transporteerbare brokstukken
75
Vergroting contactoppervlak enzymen
- kauwen - malen - mengen - vochttoediening - eiwitdenaturatie (lage pH in maag) - emulgeren - micel vorming (gal)
76
Wat voor bindingen bevat zetmeel?
Alfa-1,4
77
Wat voor bindingen bevat amylopectine?
Alfa-1,4 en alfa-1,6
78
Wat voor bindingen bevat sucrose?
Alfa-1,2
79
Wat voor bindingen bevat lactose?
Bèta-1,4
80
Wat voor bindingen bevat cellulose?
Bèta-1,4
81
Functie maagzuur
- Antibacterieel - Eiwitdenaturatie - Vorming pepsine uit pepsinogeen - Enzymactiviteit pepsine
82
Wat produceren parietale cellen en hoofdcellen?
Parietale cellen > Produceren zuur | Hoofdcellen > Produceren pepsinogeen
83
Complicaties
Ongewenst resultaat ondanks de beste zorg. Deze moet vooral worden gemeld aan de patiënt. Complicaties moeten worden geregistreerd.
84
Incidenties
Ongewenst resultaat door een fout in proces. Hierbij spreken we van kleine schade. Deze moeten worden gerapporteerd en geanalyseerd.
85
Calamiteit
Ernstige resultaten die gelinkt kunnen worden aan kwaliteit problemen. Deze moeten worden gerapporteerd en geanalyseerd
86
Alfa-amylase > bulkdigestie koolhydraten
Wordt gemaakt door de speekselklieren en door de pancreas; kan alleen alfa-1,4 bindingen breken. Het knipt midden in een keten bij een 1,4 binding. Dit proces heet endoglycosidase. Het enzym knipt geen eindstandig alfa-1,4, dus een eenvoudige glucose zal niet gevormd worden omdat de laatste niet verbroken kan worden. > alleen maltose en maltriose kunnen ontstaan > Alfa-gelimiteerde dextrines > 4 tot 6 glucose aan elkaar met 1,4 bindingen met in het centrum een 1,6 binding (dan kan de 1,4 ook niet verbroken worden)
87
Koolhydraatdigestie aan het oppervlak
Aan het membraan zitten membraangebonden hydrolases. Hierdoor worden maltose, maltotriose en alfa-dextrines verder verwerkt tot enkelvoudige glucose moleculen die kunnen worden opgenomen door de cel
88
maltase
Is in staat om alfa-1,4 bindingen te verbreken
89
Securase-isomaltase
Is in staat om vertakkingspunten tussen 1,4 bindingen en 1,6 bindingen te verbreken
90
Sucrose
1,2-bindingen > speciaal enzym nodig > sucrase
91
Proteases/Peptidases
Kunnen peptidebindingen verbreken
92
Endopeptidases
Enzymen die midden in de keten knippen | (Bij afbraak van eiwitten)
93
Exopeptidases
Enzymen die aan de uiteinden beginnen | Bij afbraak van eiwitten
94
Zymogenen
Inactieve vormen van spijsverteringsenzymen
95
Manieren van preventie zelf-digestie
- Zymogenen | - Mucine
96
'Trigger' voor activatie van alle spijsverteringsenzymen
Enterokinase