Communicatie Flashcards

(53 cards)

1
Q

ZBMO model

A

zender, boodschap, medium, ontvanger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Communicatievormen

A

formeel en informeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

formeel is …………………….

A

zakelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

informeel is ……………………….

A

persoonlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

communicatie van meerdere kanten

A

meerzijdige communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de boodschap heeft intentie (een doel)

A

intentionele communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

selectiemechanisme

A

selectieve perceptie - selectieve blootstelling - selectieve acceptatie - selectieve interpretatie - selectieve retentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

selectieve perceptie

A

hoe jij het waar hebt genomen (als jij een bepaalde auto wil hebben, zie je die ineens overal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

selectieve blootstelling

A

wat je om je heen ziet - jij kiest wat je interessant vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

selectieve acceptatie

A

wat je accepteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

selectieve interpretatie

A

hoe jij iets ziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

selectieve retentie

A

bewust en onbewust dingen onthouden - wat je brein vasthoudt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

AIDA

A

Attention - Interest - Desire - Action

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat doet het aida model?

A

dit model onderscheidt noodzakelijke fases in het actiegericht communicatieactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

opinieleiders kondigen nieuws aan in plaats van de media

A

2 step flow theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

jouw waarde - wat jij bent

A

identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

monolitische identiteit

A

grote spelers, gebruiken 1 merk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

onderschreven identiteit (endorsed identity)

A

1 groot merk heeft meerdere merken - deze merken zijn de identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

eigen merk - eigen identiteit

A

merkidentiteit (branded identity)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

woordmerk

A

met alleen woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

beeldmerk

A

met alleen beeld (logo)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat de buitenwereld denkt over jouw bedrijf

23
Q

corporate story

A

het verhaal van een bedrijf

24
Q

corporate communicatie

A

communicatie gericht op het bouwen van een sterke reputatie

25
Communicatie waarbij de zender de bedoeling tot communiceren heeft
intentionele communicatie
26
Het resultaat van het gebruik van een product
Effectconcept
27
Interpersoonlijk
communicatie tussen 2 mensen
28
Intrapersoonlijk
Communicatie met jezelf, bijvoorbeeld een dagboek
29
Le Stimulans-responsetheorie (injectienaaldtheorie)
Ontvangers nemen info klakkeloos over - ontvanger heeft passieve rol in het communicatieproces
30
Informationele positionering
communiceren van een concreet voordeel
31
explicatieconcept
legt uit wat de voordelen van een product zijn, hoe het werkt en welke elementen het bevat
32
overtuigende communicatie
je wil je doelgroep overtuigen
33
cross mediale communicatie
combinatie van paid, owned en earned media
34
propaganda
het doel is beïnvloeden en overtuigen van jouw ideeën
35
word of mouth
creeër content die spraakmakend en interessant is voor de toeschouwers
36
meta communicatie
communiceren over de toon van de boodschap en de bedoelde onderliggende betekenis
37
verbaal
gesproken woord
38
non verbaal
zonder woorden (uitdrukkingen, intonatie, toon, pauze)
39
vocaal
met geluid
40
informatief - mensen informeren
voorlichting
41
relaties met je klanten onderhouden - verbintenis
public relations
42
reclame
overtuigende informatie - meestal betaalde ruimte in de media
43
je wil mensen overtuigen van jouw ideeën en visie
propaganda
44
stimulus-respons (injectienaaldtheorie)
ontvangers accepteren klakkeloos wat de zender hen voorschotelt - de ontvanger heeft een passieve rol in het communicatieproces
45
massamedia bepalen niet wát we denken, maar wel waaróver we denken
agendasetting
46
zender --> boodschap
encoderen
47
boodschap --> ontvanger
decoderen
48
massacommunicatie
een groot aantal mensen ontvangt gelijktijdig de boodschap
49
ist en soll
communcatiestrategie die staat voor: hoe is het nu en hoe zouden we het willen?
50
gamification
mensen binden met spelvorm (geluid van q music)
51
richtingen van communicatie
parallelle communicatie - horizontale communicatie - diagonale communicatie
52
parallelle communicatie
van directie helemaal naar onder
53
horizontale communicatie
communicatie tussen mensen van dezelfde afdeling