Computersystemen (Deel 3) Flashcards

(75 cards)

1
Q

netwerk bestaat uit

A

knooppunten (nodes) : apparaten met netwerkfunctie

verbindingen (links) : verbinding tussen 2 knooppunten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom zijn netwerken ontstaan

A

er was een nood aan het delen van gegevens zonder medium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

functies van een netwerk

A
gegevensuitwisseling
delen van gegevens
bewaren van gegevens
beveiligen van gegevens
delen van hardware
delen van software
communicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een netwerk kan je indelen volgens

A

geografie/grootte
topologie
gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

indeling volgens grootte (klein naar groot)

A

PAN, LAN, MAN, WAN, internet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

indeling volgens topologie

A
ring
bus
ster
maas (mesh)
boom (tree)
hybride (combinatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ringtopologie

A

info stroomt altijd in zelfde richting en passeert alle tussenliggende knooppunten
hierdoor is elk knooppunt een zwakke plek die een netwerkprobleem kan veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voordelen ringtopologie

A

geen enkele computer kan het netwerk monopoliseren

gemakkelijk uitbreidbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

nadelen ringtopologie

A

moeilijk probleem op te sporen
storing van 1 computer kan ongunstige gevolgen hebben voor het netwerk
tijdens toevoegen en/of verwijderen van computer wordt heel het netwerk verstoord
wordt niet meer verder ontwikkeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bustopologie

A

info stroomt in beide richtingen

een knooppunt kan wegvallen zonder netwerkprobleem te veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

voordelen bustopologie

A

eenvoudig en betrouwbaar bij kleine netwerken
weinig bekabeling nodig : heel goedkoop
gemakkelijk uit te breiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

nadelen bustopologie

A

traag
iedere verbindingsstekker verzwakt het signaal
problemen oplossen is niet eenvoudig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

stertopologie

A

centrale knooppunt is het zwakke punt

kan opgelost worden door dit centrale knooppunt redundant te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voordelen stertopologie

A

eenvoudig om toestellen toe te voegen en te verwijderen
door gebruik te maken van een centraal toestel(hub) is het makkelijk om storingen op te sporen
indien 1 computer in het netwerk niet meer of slecht functioneert, wordt niet het hele netwerk verstoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

nadelen stertopologie

A

wanneer centraal toestel stuk is ligt heel het netwerk plat

bekabeling is duurder, aangezien iedere computer verbonden is met een centraal punt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

maastopologie

A

elk knooppunt is verbonden met alle andere knooppunten (meerdere: partially connected mesh; alle andere : fully connected mesh)
principe waarop het internet gebaseerd is: twee knooppunten kunnen via een omweg verbonden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

boomtopologie

A

fysieke en functionele hiërarchie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wanneer kiezen voor een ster-bustopologie

A

netwerk moet makkelijk kunnen worden uitgebreid
netwerk wordt vaak opnieuw geconfigureerd
goedkoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wanneer kiezen voor een ster-ringtopologie

A

groot netwerk
hoge snelheid
zware belasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

indeling van netwerken volgens gebruik

A

Client/server : server levert gecentraliseerde dienst, client verbind met server om van dienst gebruik te maken
P2P (Peer-to-peer) : communicatie tussen gelijken (peers), geen centrale server

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat hebben alle apparaten nodig op een netwerk

A

netwerkkaart : NIC (Network Interface Connection)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

verschillende media voor verbindingen tussen netwerken

A

Koper (High Fidelity)
Glas (glasvezel)
Lucht (infraroodtechnologie)
Radio (elektromagnetische golven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wanneer peer to peer

A
minder dan 10 medewerkers
gevorderde computergebruikers
geen uitbreiding
bevinden zich dicht bij elkaar
beperkt budget
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wanneer client/server

A
meer dan 10 medewerkers
onervaren
redelijk budget
verbinding met extern netwerk of bevinden zich ver van elkaar
voorziening van netwerkbeheerders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
hybride netwerk
meeste zaken door server | ieder werkstation kan eveneens bronnen beschikbaar stellen voor anderen
26
soorten kabels
twisted pair : shielded (STP) en unshielded (UTP) coaxkabel glasvezel
27
verschil UTP en STP
STP heeft een extra beschermende mantel waardoor het niet vatbaar is voor EMI
28
verschillende draadloze media
radiogolven (10KHz tot 1GHz) microgolven infrarood
29
2 soorten microgolfverbinding
aardse microgolfverbinding | microgolfverbinding via satelliet
30
netwerkapparaten
``` hub switch router gateway WAP (Wireless Access Point) Modem (Modulator-Demodulator) Repeater ```
31
hub + niveau en osi laag
stuurt signaal van knooppunt door naar alle andere verbonden knooppunten werkt op niveau van bits (OSI-laag 1)
32
switch + niveau en osi laag
stuurt signaal van knooppunt door naar knooppunt van bestemming werkt op niveau van frames (OSI-laag 2) op basis van MAC-adres
33
router + niveau en osi laag
verbind netwerken met eenzelfde protocol | werkt op niveau van pakketjes (OSI-laag 3)
34
gateway + niveau en osi laag
verbind netwerken met verschillend protocol | werkt op niveau van data (OSI-laag 5)
35
modem
verstuurd en ontvangt signalen over een gegevensverbinding
36
repeater
versterkt het binnenkomend signaal en stuurt het opnieuw door
37
mac-adressen
ingebouwd in hardware (hardwareadres) kan vervalst worden met software 48bits
38
2 soorten mac-adressen
6 groepen van 2 hexadecimale getallen (FF:FF:FF:FF:FF:FF of FF-FF-FF-FF-FF-FF) 4 groepen van 2 hexadecimale getallen (FFF.FFF.FFF.FFF)
39
2 delen van een mac-adress
eerste 6 getallen : OUI (Organizationally Unique Identifier), fabrikantnummer laatste 6 getallen : identificatienummer voor het apparaat
40
ISP
Internet Service Provider
41
diensten op een netwerk worden geregeld door ...
protocollen : regels en afspraken
42
firewall
software dat het netwerkverkeer analyseert regels bepalen of het verkeerd doorgelaten wordt of geblokkeerd zit tussen internet en LAN
43
IP-adres
Internet Protocol | adres waarmee een NIC van een host in een netwerk geadresseerd kan worden binnen het TCP/IP-model
44
soorten IP-adressen
dynamisch vs statisch IP privé vs routeerbaar IP IPv4 vs IPv6
45
dynamisch vs statisch IP-adres
statisch IP blijft altijd hetzelfde dynamisch IP wordt dynamisch toegewezen door een DHCP-protocol en kan in de loop van de tijd veranderen dynamisch IP worden vaak voor mobiele internetverbindingen gebruikt
46
IPv4
reeks van 32 bits 4 miljard adressen (2³²) 4 groepen van 8 bits
47
IPv4 subnets
``` Klasse A (grote netwerken) : «network».«host».«host».«host» aangeduid met /8 Klasse B (middelgrote netwerken) : «network».«network».«host».«host» aangeduid met /16 Klasse C (locale netwerken) : «network».«network».«network».«host» aangeduid met /24 ```
48
gereserveerde adressen van IPv4
"Dit" netwerk : 0.0.0.0 Loopbackadres : 127.0.0.1 (localhost) Door IANA gereserveerd voor APIPA range : 169.254.0.1 tot en met 169.254.255.254 Gelimiteerde broadcast : 255.255.255.255 (stuurt naar alle computers op subnet)
49
IPv6
``` oplossing voor schaarste bij IPv4 reeks van 128 bits 2¹²⁸ adressen ::1 : loopbackadres beveiliging via IPsec (versleuteling en authentificatie) ```
50
NAT
Network Address Translation deelt privé adressen uit die niet gerouteerd moeten worden (spaart plaats) 1 IP-adres hoeft gerouteerd te worden terwijl honderden host hiervan gebruik kunnen maken
51
WWW + uitvinders
world wide web onderdeel van het internet Tim Berners-Lee en Robert Calliau (1990)
52
W3C
world wide web consortium | beheert standaarden van het web (HTML, CSS...)
53
hostnamen
omdat IP-adres moeilijk te onthouden is | hostnaam op internet : domeinnaam (www.google.com)
54
DNS
domain name system | koppelt IP-adressen aan domeinnamen
55
www.arteveldehogeschool.be (onderdelen benoemen)
www : subdomein arteveldehogeschool : domein be : domeinextensie of TLD (Top Level Domain)
56
domeinnaam koop je bij een ...
registrar
57
2 referentiemodellen om datacommunicatie voor te stellen:
OSI-model | TCP/IP-model
58
OSI-model + lagen
``` Open System Interconnection Fysieke laag Datalinklaag Netwerklaag Transportlaag Sessielaag Presentatielaag Toepassingslaag Thibault Pieck Schildert Tieten Naast Dikke Fazanten ```
59
Fysieke laag + gegevenseenheid
fysiek doorsturen van gegevens (medium, materiaal, connectors) Gegevenseenheid: bits
60
Datalinklaag + gegevenseenheid
betrouwbaarheid van doorgestuurde gegevens waar de gegevens naartoe gestuurd moeten worden (MAC-adressen) Gegevenseenheid: frames
61
Netwerklaag + gegevenseenheid
welke weg moeten de gegevens over het netwerk afleggen | Gegevenseenheid: pakketjes
62
Transportlaag + gegevenseenheid
abstractie van onderliggende lagen opsplitsen van pakketjes foutcontrole Gegevenseenheid: segmenten
63
Sessielaag + gegevenseenheid
regelt de sessies (wie is er aan de beurt?, hervatten na onderbreking) Gegevenseenheid : gegevens (data)
64
Presentatielaag + gegevenseenheid
houd zich bezig met syntax en semantiek mogelijkheid om 2 applicaties met elkaar te communiceren Gegevenseenheid: gegevens (data)
65
Toepassingslaag
documenten en bestanden versturen | e-mails uitwisselen
66
TCP/IP + lagen
``` Transmission Control Protocol/Internet Protocol Netwerktoegangslaag Internet Transportlaag Toepassingslaag Thibault Trapt In Noten ```
67
Netwerktoegangslaag
omvat fysieke en datalinklaag uit OSI-model
68
Internetlaag
komt overeen met Netwerklaag uit OSI-model
69
Transportlaag
``` komt overeen met Transportlaag uit OSI-model 65536 poorten : van 0 tot 65535 20 : FTP data transfer 21 : FTP control 80 : HTTP 443 : HTTPS 8080 : alternatieve poort HTTP ```
70
Toepassingslaag
komt overeen met Toepassingslaag uit OSI-model
71
belangrijke protocollen netwerktoeganslaag
PPP(Point-to-Point Protocol | ARP (Address Resolution Protocol)
72
belangrijke protocollen transportlaag
UDP (User Datagram Protocol) | TCP (Transmission Control Protocol)
73
belangrijke protocollen toepassingslaag
``` DNS HTTP HTTPS FTP SFTP SMTP IMAP POP ```
74
UPS
Uninterruptible Power Supply
75
Bridge
vormen verbindingen tussen netwerksegmenten