MT datacommunicatie Flashcards

(61 cards)

1
Q

telecommunicatie + vb

A

overbrengen van gegevens (communicatie) over een afstand (tele)
bv. telefonie, televisie, radio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

datacommunicatie

A

overdracht van digitale gegevens over een afstand
deeldomein van telecommunicatie
samentrekking van dataprocessing (elektronische verwerking van gegevens) en telecommunicatie (over afstand overbrengen van gegevens)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

twee basiselementen die nodig zijn voor datacommunicatie

A
eindapparatuur (staat in voor dataprocessing)
het kanaal (verantwoordelijk voor telecommunicatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

eindapparatuur

A

geheel van hard- en software dat de gebruiker in staat stelt om gegevens zodanig te coderen dat ze geschikt zijn om via een kanaal te worden verzonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

DTE + voorbeeld

A

data terminal equipment
de apparaten die op een kanaal worden aangesloten en waarmee gegevens kunnen worden ingevoerd, weergegeven en vaak ook verwerkt en opgeslagen
vb. werkstation, server

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

DCE

A

data communication equipment
apparaten de toegang geven tot het kanaal
zorgen voor verbinding tussen DTE en kanaal
zorgen voor het ontvangen, versturen v/d gegevens (bits), omzetten parallel-serieel, controle van de ontvangen bits…
vb. modem, settopbox

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kanaal

A

fysieke verbinding tussen verzendende en ontvangende eindapparatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

belangrijke eigenschappen van kanalen zijn:

A

Simplex, half duplex, full duplex
Transmissie- en transportsnelheid
Bandbreedte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

simplex transmissie

A

informatiestroom verloopt in één richting

vb. teletekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

half-duplex transmissie

A

informatiestroom verloopt in twee richtingen maar niet tegelijkertijd
vb. telefax, walki-talki

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

full-duplex transmissie

A

informatiestroom verloopt in twee richtingen tegelijkertijd

vb. internet, telefonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

signaliseringssnelheid of transmissiesnelheid + eenheid

A

snelheid waarmee bits aan een apparaat worden aangebonden

eenheid : bits per seconde (Kbps en Mbps)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

transportsnelheid

A

hoeveel karakters die per seconde kunnen worden verzonden en ontvangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bandbreedte van een signaal

A

verschil tussen hoogste en laagste frequentie

eenheid : Hertz (KHz en MHz)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bandbreedte van het kanaal + eenheid

A

maximale hoeveelheid data die per seconde kan worden verstuurd
eenheid : bits per seconde (Kbps en Mbps)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

datadistributie

A

er worden vanuit een centraal computersysteem (server) gegevens gedistribueerd naar op dat systeem aangesloten werkstations
transport is alleen mogelijk in richting van de werkstations

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

datacollectie

A

omgekeerde datadistributie
gegevens worden door een server verzameld en verwerkt
transport is alleen mogelijk in richting van de server

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

inquiry/response-systemen

A

gebruiker stelt de computer vragen (inquiry), de computer verwerkt gegevens en geeft resultaten (response)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

storage and retrievalsysteem + vb

A

consulteren van online databestanden
door commando’s kan gebruiker gegevens, opgeslagen in een computer (storage), via een werkstation opvragen (retrieval)
vb. raadplegen website

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

2 soorten interactie tussen server en werkstation

A

inquiry/response-systeem

storage and retrievalsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

interactie tussen werkstations

A

gebruikers kunnen rechtstreeks via een werkstation in verbinding staan met elkaar aan de hand van een netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

interactie tussen servers

A

gegevenstransport vind plaats tussen servers onderling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

soorten signalen

A

continu (analoog) : alle mogelijke waarden kunnen aannemen
discreet : kan alleen bepaalde waarden aannemen
digitaal : bestaat uit nullen en enen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

modulatie

A
omzetten laagfrequent (gelijkspanning) signaal naar hoogfrequent (wisselstroom) signaal voor transport via het communicatiekanaal
er bestaat amplitude- en frequentiemodulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
multiplexen
techniek waarmee een communicatiekanaal door meerdere bronnen en bestemmingen gedeeld wordt
26
conversie parallel- naar serietranmissie
omdat interne datatransport in een pc parallel verloopt en datacommunicatie serieel verloopt is conversie nodig wanneer gegevens uit een pc via een kanaal moeten worden verstuurd bij ontvangst is de omgekeerde conversie vereist
27
asynchrone en synchrone datatransmissie
``` asynchrone datatransmissie (start-stoptransmissie) : transport van gegevens gebeurd teken voor teken synchrone datatransmissie : transport van gegevens wordt in blok uitgevoerd ```
28
foutbeheersing + vb
foutdetectie wordt mogelijk door redundante info (extra bits) aan de informatiebits toe te voegen, de zogenaamde controlebits vb. pariteitscontrole en cyclische methode
29
OSI-model
Open System Interconnection er moeten verschillende hiërarchische lagen onderscheiden worden er zijn protocollen
30
7 lagen OSI-model
``` Fysieke laag Datalinklaag Netwerklaag Transportlaag Sessielaag Presentatielaag Applicatielaag ```
31
servergestuurde netwerken
een server zal software of hardware ter beschikking stellen aan werkstations en randapparatuur
32
server : geeft netwerkgebruikers toegang tot gemeenschappelijke harde schijven en andere opslagmedia (optische schijven).
Netwerkserver
33
server : geeft netwerkgebruikers toegang tot gemeenschappelijke printers.
Printserver
34
server : stuurt en ontvangt elektronische berichten. Hij plaatst verzonden en ontvangen berichten op zijn harde schijf in de postbus van de ontvanger.
Mailserver
35
server : geeft verschillende pc’s via één internetverbinding toegang tot het internet.
Proxyserver
36
server : geeft netwerkgebruikers toegang tot programma’s (Microsoft Office, Photoshop …) die op die manier gemeenschappelijk gebruikt worden.
Terminal server
37
peer-to-peer netwerken
elke pc neemt servertaken op zich | elke pc kan met eender welke andere pc communiceren
38
zorgt ervoor dat het werkstation kan communiceren via het netwerk
netwerkkaart | NIC (Network Interface Card)
39
legt de verbinding met alle op het netwerk aangesloten DTE’s. Het is een “dom” apparaat (laag 1) en stuurt een binnengekomen datapakketje simpelweg door naar alle poorten op het netwerk.
Hub
40
heeft dezelfde functie als een hub maar is een “slim” apparaat en stuurt een datapakket alleen naar de specifieke poort waarvoor de data bedoeld zijn.
Switch
41
verbindt twee of meer verschillende netwerken met elkaar (bijvoorbeeld het internet en je eigen netwerk thuis).
Router
42
een netwerktoestel dat verschillende netwerk(LAN)segmenten met elkaar kan verbinden.
Bridge
43
soorten fysieke verbindingen
Twisted Pair Coax Galsvezel Radioverbindingen
44
2 soorten twisted pairkabels
UTP (Unshielded) | STP (Shielded)
45
voordeel twisted pair
goedkoop | makkelijk te installeren
46
coaxkabel + vb
geleider is ingekapseld in isolatielaag, vlechtwerk en buitenwand vb. aansluiting tv op kabel
47
glasvezel of fiber
transmissie van data gebeurd via lichtpulsen
48
voordelen glasvezel
enorme bandbreedte (400 MHz tot meer dan 2 GHz) zeer kleine demping (verzwakking) geen elektromagnetische storing
49
nadelen glasvezel
hoge kostprijs | moeilijk te lassen (bij bv kabelbreuk)
50
radioverbindingen + vb
elektromagnetische trillingen met zeer hoge frequentie kunnen zeer grote afstanden afleggen bv. radio, televisie
51
netwerktopologie
verbindingspatroon tussen knooppunten (nodes) in een netwerk
52
belangrijkste netwerktopologiën
``` sternetwerken ringnetwerken busnetwerken boomnetwerken maasnetwerken hybride netwerken ```
53
2 soorten netwerken op basis van verspreidingsgebied
outplantnetwerken | inplantnetwerken
54
outplantnetwerken
bestrijken een gebied dat groter is dan een gebouw
55
inplantnetwerken
bestrijken slecht één gebied of gebouwencomplex
56
soorten outplantnetwerken
MAN (metropolitan area network) : bestrijkt vrij beperkt gebied van enkele 10-tallen vierkante kilometer (stedelijke netwerken, campusnetwerken) WAN (wide area network) : bestrijkt een groot bebied (telefoonnetwerk, kabeldistributienetwerk)
57
soort inplantnetwerken
LAN (local area network) : lokaal netwerk
58
vier belangrijke functies van een LAN
information sharing interne communicatie device sharing poortfunctie (gateway)
59
firewall
de toegang tot delen van het interne netwerk wordt voor buitenstaanders afgeschermd
60
De koppeling van het interne netwerk (LAN) met de buitenwereld (bijvoorbeeld het internet) zal in veel gevallen tot stand komen via een ... die verbonden is met een kabelaansluiting of een telefoonaansluiting (ADSL).
modem
61
WAP
Wireless Access Point zorgt voor toegang tot draadloze netwerken verbonden met router