Concepten

Question 1

Vorming

Answer 1

Hoofdconcept - verwijst naar het proces van verwerving van een bepaalde identiteit.

Question 2

Identiteit

Answer 2

Kernconcept - het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie over de groep(en) waar hij wel of juist ook niet deel van uitmaakt.

Question 3

Cultuur

Answer 3

kernconcept - het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.

Question 4

Socialisatie

Answer 4

kernconcept - het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces vestaat uit opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen.

Question 5

Acculturatie

Answer 5

kernconcept - het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen daaruit, dan die waarin iemand is opgegroeid.

Question 6

Politieke socialisatie

Answer 6

kernconcept - het proces van overdracht en verwerving van de politieke cultuur van de groep(en) en samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opleiding, opvoeding en andere vormen van omgang met anderen.

Question 7

Ideologie

Answer 7

kernconcept - een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden, meestal uitmondend in ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke en politieke verhoudingen.

Question 8

Binding

Answer 8

hoofdconcept - verwijst naar de relatie en onderlinge afhandelijkheden tussen mensen in een gezin of familie, tussen leden van een groep, in de maatschappij en op het niveau van de staat.

Question 9

Groepsvorming

Answer 9

kernconcept - het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee mensen, doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.

Question 10

Sociale cohesie

Answer 10

kernconcept - het aantal en de kwaliteit van bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn, en de mate waarin anderen daar een beroep op kunnen doen.

Question 11

Sociale institutie

Answer 11

kernconcept - het complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren.

Question 12

Politieke institutie

Answer 12

kernconcept - het complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtsuitoefening en politieke besluitvorming reguleren.

Question 13

Representatie

Answer 13

kernconcept - de vertegenwoordiging van een groep in (politieke) organisaties door één of enkele betrokkenen die namens de groep optreden.

Question 14

Representativiteit

Answer 14

de mate waarin de (politieke) besluiten, de standpunten of achtergrondkenmerken van vertegenwoordigers overeenkomen met die van de groep die wordt vertegenwoordigd.

Question 15

Verhouding

Answer 15

hoofdconcept - verwijst naar de wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de wijze waarop samenlevingen in sociale zin vormgeven aan de verschillen. Het verwijst ook naar betrekkingen tussen staten.

Question 16

Sociale ongelijkheid

Answer 16

kernconcept- een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling.

Question 17

Macht

Answer 17

kernconcept - het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.

Question 18

Gezag

Answer 18

kernconcept - macht die als legitiem wordt beschouwd.

Question 19

Conflict

Answer 19

kernconcept - een situatie waarin individuen, groepen en/of staten elkaar tegenwerken om de eigen doelen te bereiken.

Question 20

Samenwerking

Answer 20

kernconcept - het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel.

Question 21

Verandering

Answer 21

hoofdconcept - verwijst naar richting en tempo van ontwikkelingen in de samenleving en de (on)mogelijkheden deze te beïnvloeden.

Question 22

Rationalisering

Answer 22

kernconcept - het proces van het ordenen en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling haar voorspelbaar en beheersbaar te maken en van het doelgericht inzetten van middelen om zo efficiënt en effectief mogelijke resultaten te bereiken.

Question 23

Staatsvorming

Answer 23

kernconcept - de institutionalisering van politieke macht tot een staat.

Question 24

Democratisering

Answer 24

kernconcept - het proces van verandering van de machts- en gezagsverhoudingen door een grotere inspraak en medezeggenschap van degenen met minder macht.

Question 25

Institutionalisering

Answer 25

kernconcept - het proces waarbij een complex van waarden en min of meer geformaliseerde regels vastgelegd wordt in standaard gegragspatronen die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren.

Question 26

Individualisering

Answer 26

kernconcept - het proces waarbij individuen in toenemende mate hun zelfstandigheid op verschillende terreinen kunnen vergroten.

Question 27

Globalisering

Answer 27

kernconcept - het proces van uitbreiding en intensivering van contacten en afhankelijkheden over zeer grote afstanden en landsgrenzen heen.