Conjunctuur en macro-economisch beleid Flashcards

1
Q

Wat is conjunctuurbeleid?

A

interventies die op relatief korte termijn de economie beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doet de monetaire overheid?

A

Economische activiteit sturen door monetair beleid door rentevoet en geldhoeveelheid te sturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de definitie van geld?

A

Som van activa in een economie die mensen regelmatig gebruiken om goederen of diensten te kopen van andere mensen onder de vorm van biljetten of munten. Tegenwoordig een grotendeels immaterieel recht op een toekomstige aankoop, bijgehouden op een computer bij een bank.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is liquiditeit?

A

Gemak waarmee een bepaald actief kan omgezet worden in het ruilmiddel van een bepaalde economie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke zin is geld veranderd tegenover vroeger?

A

Geld heeft steeds minder intrinsieke waarde (gouden munten) maar wordt steeds meer een afspraak (geld op de bank bv.).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is deposito?

A

Deposito is het in bewaring geven van geld aan een bank. In die zin is deposito dus een handeling, maar ook het geld zelf dat aldus in bewaring is gegeven, wordt deposito genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe is fractioneel reserve bankieren ontstaan?

A

Goudsmeden bewaren goud en geven papieren bewijs voor deposito. Na verloop van tijd veel goud in bewaring en beginnen deze uit te lenen tegen vergoeding (= rente). Meer papieren bewijzen dan dat de goudsmid effectief goud had.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ontstaat centrale bank?

A

Vertrouwen nodig in bank => enkel uitgifte biljetten door overheid = centrale bank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de Geldbasis?

A

Uitgegeven bankbiljetten bij:
publiek (chartaal geld CH = cash)
financiële instellingen (andere bankreserves = BR1)
Deposito’s aangehouden door financiële instellingen bij de CB
Onderdeel van bankreserves BR

Bankreserves = BR = BR1+ BR2
Geldbasis = BR + CH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is giraal geld?

A

Geld op de bankrekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is meervoudige depositocreatie?

A

Mechanisme dat steunt op het feit dat:
1. Financiële instellingen weten dat zichtdeposito’s in principe nooit allemaal volledig en tegelijk worden opgevraagd.

  1. Daarom niet het volledige bedrag van zichtdeposito’s nodig ‘in kas’ maar slechts fractie daarvan is nodig: Fractie = reservecoefficient => fractioneel bankieren
  2. Stel dat de reservecoefficient = 10% => deposito van EURO 100, dan heeft bank EURO 10 in kas en dat zal volstaan om eventuele opnames terug te betalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doen banken met overreserves volgens mechanisme van meervoudige depositocreatie?

A

Proberen uit te lenen aan personen om het geld te laten opbrengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat vormt de basis voor het creëren van giraal geld?

A

Bankreserves

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de waarde van geld?

A

Hoeveelheid goederen die je ermee kan aankopen = 1/P met P het algemene prijspeil

Waarde wordt bepaald door vraag en aanbod van geld:
- Geldvraag daalt naarmate €1 meer waard is => minder geld nodig voor zelfde volume transacties
- Geldaanbod wordt gecontroleerd door CB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zegt de klassieke kwantiteitswet?

A

geldhoeveelheid in de economie bepaalt de waarde van geld
belangrijkste oorzaak van inflatie is toename van de geldhoeveelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zegt de klassieke tweedeling?

A

reële en nominale variabelen worden door verschillende krachten beïnvloed.
wijzigingen in geldhoeveelheid hebben enkel effect op nominale variabelen, niet op reële. Op lange termijn is geld dus neutraal

17
Q

Wat is de omloopsnelheid van geld?

A

hoe vaak wordt een euromunt gebruikt voor een transactie (in een bepaalde periode)

18
Q

Toename van geldhoeveelheid wordt weerspiegeld door welke factoren volgens de vergelijking van fisher?

A
  1. Daling omloopsnelheid
  2. Toename foutput fysieke eenheden
  3. Toename prijspeil = inflatie
19
Q

Waarom worgt toename geldhoeveelheid voor toename prijspeil op lange termijn?

A
  1. omloopsnelheid V is vrij stabiel
  2. als centrale bank geldhoeveelheid wijzigt resulteert dit in proportionele wijzgingen in nominale waarde van de output (P X Y)
  3. omdat geld neutraal is, beïnvloedt geld de reële output Y niet
    => enkel P zal dus stijgen
20
Q

Hoe bepalen dat een economie het goed of slecht doet?

A

Vergelijken met een potentieel niveau adhv potentieel product. Niveau waarbij productiefactoren (arbeid, kapitaal en input) volledig benut worden. Dit potentieel reëel product dan vergelijken met het reëel product.

als reëel product < potentieel reëel product
laagconjunctuur
werkloosheid omdat productie niet verkocht geraakt

als reëel product > potentieel reëel product
hoogconjunctuur
werknemers moeten overuren presteren

OF

procentuele afwijking reëel BBP tov potentieel niveau

21
Q

Wat is de geaggregeerde vraag (AV)?

A

hoeveelheid goederen en diensten die gezinnen, bedrijven, overheid, en buitenland kopen bij ieder prijspeil

22
Q

Wat is het geaggregeerde aanbod (AA)?

A

hoeveelheid goederen en diensten die bedrijven produceren en verkopen bij ieder prijspeil

23
Q

Wat bepaald het potentieel reëel product?

A

werknemers, hun opleiding, kapitaalvoorraad, natuurlijke hulpbronnen, stand kennis en technologie (+normale bezetting)

24
Q

Door wat wordt de economische activiteit op LT bepaald?

A

Het potentieel reëel product en niet door het algemene prijspeil

25
Q

Waarom zal de AA op LT niet wijzigen bij stijging van het algemene prijspeil?

A

Als algemeen prijspeil stijgt, allocatie blijft goed zoals ze is => aanbod wijzigt niet
Als relatieve prijs van een goed stijgt => aanbod van dat goed zal wijzigen

26
Q

Wanneer wijzigt het AA op LT?

A

Als er wijziging is in het potentieel product: Wijzigingen in beschikbare hoeveelheid arbeid, kapitaal, natuurlijke hulpbronnen, en beschikbare technologie,

27
Q

Uit welke componenten bestaat de geaggregeerde vraag?

A

Consumptie C
Investeringen I
Overheidsbeleid G
Netto Export (export - import) X

28
Q

Welke componenten van de geaggregeerde vraag zijn gerelateerd aan het algemene prijspeil P?

A

Overheidsbestedingen (G)
Vastgelegd door beleid, niet gerelateerd aan P

Consumptie (C)
daling algemeen prijspeil => toename (waarde) vermogen => toename gevraagde hoeveelheid (vermogenseffect)

Netto Export (NX)
daling algemeen prijspeil => competitiever t.o.v. buitenland => stimuleert (netto-)export => toename gevraagde hoeveelheid

Investeringen (I)
daling algemeen prijspeil => minder cash geld aanhouden, meer sparen (obligaties/termijnrekeningen) => meer geld om uit te lenen => prijs lening (=rente) daalt => meer investeringen => toename gevraagde hoeveelheid

Daling in algemeenprijspeil leidt tot toename AV buiten overheidsbestedingen
=> dalende curve

29
Q

Welke factor heeft invloed op de AV?

A

Elke andere factor dan algemeen prijspeil die consumptie, investeringen, netto-export en overheidsbestedingen beïnvloedt!

30
Q

Wat is de primaire en secundaire doelstelling van de ECB?

A

Primaire doelstelling is prijsstabiliteit
Secundaire doelstelling is economische groei/welvaart

31
Q

Waarom mikt de ECB op 2% inflatie en niet op 0%?

A

Mikken op 0% (uitkomst is onzeker) => deflatie, algemeen prijspeil zakt => goederen worden goedkoper => consumenten tonen uitstelgedrag (verwachten nog lagere prijzen in toekomst) => prijzen dalen uiteindelijk door verlaagde consumptie => tonen weer uitstelgedrag => negatieve neerwaartse spiraal

32
Q

Op welke manier probeert de ECB hoofdzakelijk de economische activiteit te beïnvloeden?

A

Door het sturen van de rentevoet door bankreserves te vergroten (stimuleren) of te verkleinen (beperken).