Correct Names For Small Parts Flashcards
(18 cards)
1
Q
Busbar
A
Stroomrail - metalen strips of staaf die stroom geleid tussen onderdelen
2
Q
Bolt
A
Bout met schroefdraad
3
Q
Nut
A
Moer
4
Q
Coil
A
Spoel - opgerold draad vaak voor magnetisch of verwarmende functie
5
Q
Torque
A
Koppel/aandraaimoment draaikracht
6
Q
Valve
A
Klep - regelt doorstroom van lucht of vloeistof
7
Q
Socket
A
Aansluiting
8
Q
Harness
A
Kabelboom
9
Q
Seal
A
Afdichting (rubber/kit)
10
Q
Core
A
Kern - Binnenste deel
11
Q
Cap
A
Dop
12
Q
Hose
A
Slang
13
Q
Tube
A
Buis (harder dan slang)
14
Q
Duct
A
Luchtkanaal
15
Q
Hinge
A
Scharnier
16
Q
Actuator
A
Mechanisch onderdeel dat een beweging in gang zet.
Openen en sluiten van deuren etc.
17
Q
Connector
A
Een connector is een “stekker” of koppeling waarmee twee kabels of componenten elektrisch met elkaar verbonden worden.
18
Q
Contacter
A
Een contactor is een elektrisch aangestuurde “schakelaar” die grote stromen kan schakelen.
