D. Antidiabetica Flashcards

1
Q

normaal bloed glucose gehalte

A

tussen 4-8 mmol/l

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diabetes mellitus type 1

A

absoluut insuline tekort door aut-immuun destructie van de B cellen in de pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Behandeling diabets mellitus type 1

A

insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

diabetes mellitus type 2

A

relatief te kort aan insuline door toegenomen insuline resistentie in de lever, spier en vetweefsel. Hierbij ook een disfunctie van de beta cellen van de eilandjes van langerhans. Geassocieerd met overgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Niet medicamenteuze adviezen bij diabetes mellitus type 2

A

niet roken, niet drinken, gezonde voeding, afvallen bij BMI > 25 en voldoende lichaamsbeweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Orale bloedglucose verlagende middelen

A

methformine, SU-derivaten, SLGT2-remmers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voorbeelden van SLGT2 remmers

A

dapagliflozine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voorbeelden van SU derivaten

A

Tolbutamide, glimepiride, gliclazide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Methformine

A

remt glucoseproductie in de lever en verhoogt de perifere insuline gevoeligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Als een patiënt een nierinsufficiëntie heeft en metformine gebruikt. Wat gebeurd er dan met de bloedconcentratie en halfwaardetijd?

A

Bloedconcentratie verhoogd en halfwaardetijd verlengd.

Metformine wordt renaal geklaard, zal dus langer duren voordat dit geklaard wordt ivm afname van nierfunctie en hierdoor zal de bloedconcentratie dus hoger zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bij welke eGFR dient metformine gestopt te worden?

A

lager dan 10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bijwerkingen van metformine

A

maagdarmstoornissen met name dunne ontlasting of lactaatacidose in zeldzame gevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Contra-inticaties van metformine

A

nierinsufficientie en leverinsufficientie, hartfalen, chronische hypoxemie zoals COPD en sepsis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij operaties moet metformine dan gestopt worden?

A

ja bij algehele anesthesie en 48 uur na onderzoek opnieuw te starten ivm patient nuchter moet zijn en hierdoor meer kans op een hypoglycemie kan uitlokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

SU-derivaten werking

A

stimuleren onafhankelijk van glucose concentratie de afgifte van insuline uit de béta cellen.k

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kortwerkende SU-derivaten

A

tolbutamide, glicazide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Langwerkende SU-derivaten

A

glibenclamide, glimepiride

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Eerste keus SU derivaat

A

gliclazide ivm kans op hypo kleinst is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Stap 1 is metformine, wat komt hierna bij onvoldoende werking?

A

Toevoegen van een SU-derrivaat Gliclazide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

waardoor wordt het risico op hypogylcemie verhoogd?

A

slechte voedsel intake, inspanning en nierinsufficientie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de bestrijding van een hypoglycemie?

A

Eten koolhydraten, toedienen van glucose of glucagon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke medicatie kan begin symptomen van een hypoglycemie maskeren?

A

niet-selectieve betablokkers

23
Q

bijwerking van SLGT2-remmers

A

EDKA, euglycemische diabetische ketoacidose mn bij patienten die koolhydraat arm dieet volgen

24
Q

behandeling van EDKA

A

toedienen van glucose en insuline

25
Q

toediening van insuline is erop gebaseerd om de normale insuline productie zo goed mogelijk na te bootsen.

A

vooral bij maaltijden, hierna schiet insuline in normale omstandigheden hierna omhoog

26
Q

Kortwerkend insuline, voorbeelen

A

Humanline regular en insuman rapid

27
Q

Wanneer spuit je humaline regular? wanneer is de piekwerking en hoelang werkt het door?

A

30 min voor de maaltijd, 2-3 uur piek werking en dan 6-8 uur is de werkingsduur.

28
Q

Snelwerkende insuline-analoog voorbeelden

A

aspart (novorapid)

29
Q

Wanneer spuit je novorapid?

A

direct voor/na de maaltijd ingespoten subcutaan

30
Q

Wat is de piekwerking van novorapid en werkingsduur?

A

45-90 min is piekwerking en duur 4-5 uur

31
Q

voorbeeld van langwerkende insuline

A

glargine (lantus)

32
Q

Wanneer spuit je langwerkende insuline?

A

voor het slapen gaan of na het avond eten.

33
Q

Werkingsduur van langwerkende insuline? en voorbeeld

A

24 uur of langer. bij lantus

34
Q

Wanneer ontstaat er meestal bij gebruik van insuline hypoglycemie?

A

iemand die insuline gebruikt en maaltijd heeft overgeslagen of uitzonderlijke inspanning heeft geleverd.

35
Q

wat is hypoglycaemia unawareness

A

het geen de patient de hypo niet goed voelt aankomen

36
Q

propanolol en gebruik van diabetica. Wat is het effect?

A

verlagen van begin symptomen van hypoglycemie en ook de behandeling hierna vertragen.

37
Q

Insuline wordt gestart naast metformine en SU-derivaten, indien er onvoldoende glykemische controle wordt bereikt. Er bestaan verschillende vormen van insuline, elk met een uniek farmacokinetisch profiel en dus hun unieke toepassing. Welke vorm van insuline heeft de langste halfwaardetijd en wordt dus gebruikt als onderhoudsbehandeling?

A

Lantus werkt ten minste 24 uur. Humuline werkt circa 8 uur, Novorapid werkt circa 4 uur.

38
Q

Lantus heeft een totale werkingsduur van zo’n 24 uur. Bij het middel Humuline is dat zo’n 8 uur, Novorapid werkt circa 4 uur. Welke van deze middelen geeft het snelst effect?

A

De werking van novorapid piekt binnen circa 1 uur. Humuline regular piekt binnen 2-3 uur. Lantus heeft niet echt een piek, maar meer een langdurig plateau in werking.

39
Q

Afhankelijk van het soort insuline, kies je een bepaald moment op de dag uit voor toediening. Wat is het toedieningsmoment bij voorkeur voor het middel Novorapid?

A

Rondom de maaltijd (direct voor, tijdens, of direct na)

40
Q

werkingsmechanisme van biguanides

A

verhogen van perifere insulinegevoeligheid en remmen gluconeogenese in de lever

41
Q

werkingsmechanisme van SU-derivaten

A

induceren van insuline afgifte uit de pancreas

42
Q

Belangrijke bijwerking van sommige antidiabetica zijn gewichtstoename en hypoglycemie (door en te sterk effect). Bij welke groep verwacht je deze bijwerkingen niet?

A

Insuline heeft een glucose verlagend effect.
SU-derivaten en exogeen insuline veroorzaken dit.
Biguanides niet, die verhogen enkel de gevoeligheid

43
Q

Metformine heeft een relatief gunstig bijwerkingen profiel. Wat is de meest bekende?

A

maagdarmklachten

44
Q

Metformine is beducht om een relatief zeldzame maar heftige bijwerking. Welke?

A

lactaat acidose. Alles wat door lever of nier gaat heeft invloed op ontstaan van deze bijwerking

45
Q

Omdat de kans op een lactaat acidose door metformine groter wordt bij toediening van jodumhoudend contrast bij patienten met ernstige nierfunctiestoornissen (klaring van <30 ml/min) of operaties onder algehele anesthesie geeft het fk advies. Welk advies wordt er gegeven?

A

metformine herstarten 48 uur na operatie
metformine moet 48 uur voor operatie worden gestaakt

46
Q

Bij het gebruik van een SU-derivaat gliclazide is bij ernstige nierfunctiestoornissen met een creatinine klaring < 10 ml/min geen dosis aanpassing nodig. Dat is opmerkelijk omdat gliclazide wel renaal geklaard wordt. Wat is de reden dat ondanks de nierfunctie stoornis geen dosisaapassing nodig is?

A

de metabolieten van gliclazide zijn niet actief
worden omgezet in de lever en vervolgend renaal geklaard

47
Q

Hypoglycemie

A

stimuleren van sympatische zenuwstelsel dus:
tachycardie, tremor, transpireren en geprikkeldheid

48
Q

glucagon

A

tegenhanger van insuline, alfa cellen

49
Q

Omdat de symptomen van een hypoglycemie sympatisch van aard zijn, kan het gebruik van een sympatolyticum zoals een betablokker de klahcten van een hypoglyemie maskeren. Bij welke beta blokker acht je de kans op maskering het grootst?

A. Atenolol
B. Bisoprolol
C. Metoprolol
D. Propranolol

A

niet-selectieve beta blokkers zijn hierin meer werkzaam als maskers

vb hiervan: carvedilol, labetalol, propranolol

50
Q

Welk insuline preparaat is het meest geschikt om gedurende de dag, rondom de maaltijden, de glucose spiegels te reguleren?

A

kortwerkende insuline

51
Q

Welk van onderstaande preparaten heeft de langste werkingsduur?

A. insuline aspart (novorapid)
B. Insuline glargine (lantus)
C. Insuline regular (humuline)

A

insuline glargine lantus

52
Q

Welke groep antidiabetica kan een DKA, diabetische ketoacidose veroorzaken?

A

SLGT2 remmers

53
Q
A