d-n Flashcards
(27 cards)
1
Q
de Gewöhnungssache
A
iets waar je aan moet wennen
2
Q
der Gegenstand
A
het voorwerp
3
Q
aufregend
A
spannend
4
Q
prägen
A
een stempel drukken op
5
Q
ständig
A
voortdurend, permanent
6
Q
das AusmaB
A
de omvang, de mate
7
Q
im Grunde genommen
A
eigenlijk
8
Q
geeignet
A
geschikt
9
Q
der Zweck
A
het doel
10
Q
allerdings
A
echter
11
Q
verwalten
A
beheren
12
Q
der Nutzer
A
de gebruiker
13
Q
beobachten
A
observeren
14
Q
ähnlich
A
vergelijkbaar
15
Q
bewerten
A
beoordelen
16
Q
fordern
A
eisen
17
Q
die geistige Beeinträchtigung
A
de verstandelijke beperking
18
Q
loben
A
prijzen
19
Q
das Referat
A
het referaat, de voordracht
20
Q
die Unterkunft
A
het onderkomen, de huisvesting
21
Q
etwas verkraften
A
iets verwerken
22
Q
die Behinderung
A
de handicap, de beperking
23
Q
schätzen
A
waarderen
24
Q
werder……noch….
A
noch…….noch…….
25
nicht nur
niet alleen
26
übereinstimmen mit
overeenkomen met
27
wäre
zou zijn