n-d Flashcards
(39 cards)
1
Q
de autogarage
A
die Autowerkstatt
2
Q
de oplader
A
das Ladegerät
3
Q
het pakketje
A
das Päckchen
4
Q
aangifte doen
A
Anzeige erstartten
5
Q
blokkeren
A
sperren
6
Q
doorgeven
A
weitergeben/weitergegeben
7
Q
geld opnemen
A
Geld abheben/abgehoben
8
Q
ontvangen
A
erhalten
9
Q
opnemen (telefoon)
A
rangehen/rangegangen
10
Q
overmaken
A
überweisen/überwiesen
11
Q
de envelop
A
der Briefumschlag
12
Q
de milieubescherming
A
der Umweltschutz
13
Q
de oproep
A
der Aufruf
14
Q
de staking
A
der Streik
15
Q
de storm
A
der Sturm
16
Q
het telefoontje
A
der Anruf
17
Q
de aandacht
A
die Aufmerksamheit
18
Q
de droogte
A
die Dürre
19
Q
het geweld
A
die gewalt
20
Q
de natuurramp
A
die Naturkatastrophe
21
Q
de overstroming
A
die Überschwemmung
22
Q
de samenvatting
A
die Zusammenfassung
23
Q
de veiligheid
A
die Sicherheit
24
Q
de verkiezingen
A
die Wahl
25
de aarbeving
das Erdbeben
26
het apparaat
das Gerät
27
afsluiten
beenden
28
ondersteunen
unterstützen
29
opgeven
aufgeben/aufgegeben
30
staken
streiken
31
stijgen
steigen/gestiegen
32
veranderen
verädern
33
wegslepen
abschleppen
34
als laatste
zuletzt
35
dan
dann
36
eerst
zuerst
37
hard
laut
38
tot slot
zum Schluss
39
zacht
leise
