DD buikklachten Flashcards

1
Q

Wat is acute buikpijn?

A

pijn in de regio abdominalis die minder dan 1 week bestaat

  • soms ontstaan later duidelijke klachten
  • 85-90% van de diagnoses wordt gesteld o.b.v. anamnese en LO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een acute buik?

A

acute buikpijn, waarbij de diagnose nog niet zeker is en met spoed een medische beslissing genomen moet worden –> snel chirurgisch ingrijpen of niet?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waardoor ontstaat pijn in de buik?

A

prikkeling van de sensibele zenuwen in de buik, waarbij zowel viscerale als pariëtale vezels betrokken kunnen zijn

oorzaken zijn verschillend: van chemische irritatie door gal tot prikkeling van het pariëtale peritoneum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is pariëtale pijn?

A

scherp, stekend of kloppend <– kan verergeren door stimulatie, beweging of drukverhoging
- pijn is precies gelokaliseerd
- verhoogde spierspanning van de buikwand

= nociceptieve pijn door prikkeling van de gevoelszenuwen van pariëtale peritoneum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is viscerale pijn?

A

diffuus en moeilijk te lokaliseren, pijn is borend, drukkend of krampend van aard en gaat gepaard met vegetatieve verschijnselen, zoals zweten, collapsneiging, misselijkheid en braken

komt uit darm of een ander orgaan. pijn ontstaat als viscerale peritoneum dat het orgaan bedekt, uitgerekt wordt of als de spieren van het orgaan krampachtig samentrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom voelen mensen viscerale pijn vaak in het midden van de buik?

A

doordat de embryonale darm en diens aanhangsels als organen in de middenlijn zijn ontstaan en hun splanchnische innervatie bilateraal is.

Moeilijk te lokaliseren omdat er relatief weinig zenuwuiteinden in de viscerale organen bevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Door welke vezels wordt viscerale pijn gegeneraliseerd?

A

Door C-pijnvezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is peritonitis?

A

Dit is een ontsteking van het peritoneum
- kan beginnen als een lokale ontsteking van een orgaan <– aspecifieke klachten zoals misselijkheid
- enige tijd later krijgt pt; koorts, braken en pijn rondom de navel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn complicaties van een peritonitis? (2)

A
  • shock
  • infiltraat en later een abces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij welke perforatie duurt het lang tot er een peritonitis ontstaat en bij welke super snel?

A

Colon perforatie langzaam; ontlasting is niet heel prikkelend voor de buik

maagsap, bloed en gal wel –> meer acuut klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor ontstaat koliekpijn?

en wat is het?

A

door een obstructie van een hol orgaan met glad spierweefsel in de wand –> oprekken van deze wand en contracties van het gladde spierweefsel

  • intermitterende, krampende, minder goed gelokaliseerde pijn die gepaard gaat met bewegingsdrang, misselijkheid en braken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom kan een myocardinfarct worden waargenomen als pijn in de bovenbuik?

A

zenuwbaan van hart en diafragma lopen beide door zenuwwortel C4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de gerefereerde pijn bij een aandoening in de galwegen?

A

pijn in de schouders of eileiders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is uitstralende pijn in de rug vaak?

A

een dissectie van een aneurysma aortae abdominalis, pancreatitis og een ulcus duodeni

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar stralen nierstenen vaak naar uit?

A
  • naar de onderbuik, lies of dijbeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar straalt pijn in de appendix vaak naar uit?

A

pijn in de navel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Noem 2 ontstekingsprocessen die kunnen leiden tot acute buikpijn?

A

acute appendicitis en acute pancreatitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem 2 obstructie processen die kunnen leiden tot acute buikpijn?

A

galsteenkoliek en een mechanische ileus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem 2 perforaties die kunnen leiden tot acute buikpijn?

A

maagperforatie of darmperforatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Noem 2 vaatafwijkingen die kunnen leiden tot acute buikpijn?

A

aneurysma dissecans of mesenteriale trombose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

noem 2 traumata die kunnen leiden tot acute buikpijn?

A

leverruptuur en miltruptuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem 2 bloedingen die kunnen leiden tot acute buikpijn?

A

gebarsten aneurysma abdominalis of een retroperitoneale bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem 2 zenuwaandoeningen die kunnen leiden tot acute buikpijn?

A

herpes zoster of een abdominale migraine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem 2 gerefereerde pijnen die kunnen leiden tot acute buikpijn?

A

myocardinfarct en een pneumonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is chronische buikpijn?
bij wie?

A

pijn die langere tijd bestaat (> 3 maanden) of steeds terugkeert (> 6 maanden)

  • vaker bij vrouwen, vaak geen verklaring gevonden voor de pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de pathofysiologie van chronische buikpijn?

A

Vaak multifactorieel <– hersendarm as; is een complex sensomotorische interactie tussen het maagdarmkanaal en het CZS, dat de motiliteit en sensitiviteit daarvan regelt. Receptoren in de darm kunnen worden beïnvloed of verandert door infecties of stress en vervolgens ook door normale prikkel –> normale prikkels worden vervolgens als abnormaal ervaren door de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe is buikpijn vaak?

A

krampend, stekend of zeurend en niet specifiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waar kunnen verklevingen in de buik toe leiden?

A

vaak chronische buikpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn niet-acute bovenbuikklachten?

A

misselijkheid, braken, refluxklachten en dyspepsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is het verschil tussen reflux en dyspepsie?

A

lastig te onderscheiden en behandeling is ook hetzelfde. Reflux is meer zuur gerelateerd en berusten op problemen van de motoriek van de oesophagus en de maag, dyspepsie heeft andere mechanismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Boven welke leeftijd is een ernstige aandoening als oorzaak van de klachten waarschijnlijker?

A

boven 45 jaar oud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Noem 6 pathofysiologische mechanismen voor niet-acute bovenbuikklachten?

A
  • onvoldoende peristaltiek
  • verstoorde passage van de slokdarm naar de maag thv het diafragma
  • stroming van maagzuur richting de slokdarm
  • vertraagde maaglediging
  • te hoge/lage productie van maagzuur
  • stroming van gal naar de maag in plaats van naar distaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn oorzaken van niet-acute klachten van de bovenbuik buiten de tractus digestivus om? (6)

A

angina pectoris, myocardinfarct, pulmonale problematiek, aneurysma, hernia epigastrica of spiergerelateerde problematiek

34
Q

Wat is dyspepsie?

A

continue of recidiverende pijn of onaangename sensatie in de bovenbuik. Het gaat soms gepaard met misselijkheid, opboeren of een opgeblazen gevoel

35
Q

NSAIDs hebben een negatief effect op de slijmlaag van de maag, waarom?

A

medicatie remt de synthese van prostaglandinen, die de vorming van slijm en bicarbonaat stimuleren en het maagslijmvlies op deze manier beschermen tegen aantasting van intraluminale stoffen

36
Q

Waardoor ontstaat icterus?

A

doordat de hoeveelheid bilirubine in het bloed verhoogd is

37
Q

Door wat wordt geconjugeerd bilirubine omgezet in de darmen?

A

Door bacteriën omgezet in urobilinogeen

38
Q

Wat zijn de bevindingen bij een prehepatisch probleem? + frequente oorzaak

benoem glucuronyltransferase

A

sterk verhoogd ongeconjugeerd bilirubine, normaal geconjugeerd bilirubine. Urine is licht, feces donker –> frequente oorzaak = hemolyse

  • overschot aan bilirubine gebonden aan albumine <– door tekort aan glucuronyltransferase, wat conjugatie verzorgd
39
Q

Wat zijn de bevindingen bij een hepatisch probleem? + frequente oorzaak

A

verhoogd ongeconjugeerd bilirubine en verhoogd geconjugeerd bilirubine. Urine is donker, feces licht

–> frequente oorzaak is leverziekten (levercirrose of chronische hepatitis)
zowel de opname en conjugatie van bilirubine als de uitscheiding is gestoord

40
Q

Wat zijn de bevindingen bij een post hepatisch probleem? + frequente oorzaak?

A

Alleen het geconjugeerde bilirubine is sterk verhoogd. Urine is donker, feces licht
<– frequente oorzaak is galsteentumor

41
Q

Waarom wordt de urine donkerder?

A

geconjugeerd bilirubine is wateroplosbaar en komt daardoor in de urine terecht, wat deze donker maakt

ongeconjugeerd bilirubine kan de glomeruli niet passeren, dus bij een prehepatisch probleem wordt de urine niet donkerder.

42
Q

Waarom wordt de feces lichter?

A

Uitscheiding van geconjugeerd bilirubine is verstoord, waardoor de ontlasting onkleurd

43
Q

Waarom krijgen mensen jeuk bij post-hepatische problemen?

A

door minder galafvoer naar de darm voor malabsoptie van vet en vetoplosbare stoffen <– jeuk door verhoogde concentratie galzure zouten in het bloed

44
Q

Wat is het syndroom van Gilbert?

A

Een lichte vorm van een tekort aan glucoronyltransferase

45
Q

Wat zijn 2 oorzaken van hemolytische anemie?

A
  • extravasculaire oorzaken: stoornissen van de erytrocyt <– tekort aan foliumzuur/vitamine B12 of erfelijke aandoeningen
  • intravasculaire oorzaken: erytrocyten worden intravasculair aangevallen <– auto-immuun of mechanisch (kunstklep)
46
Q

Wat is diarree?

acute diarree? chronische diarree?

A

drie of meer ongevormde defecaties binnen 24 uur

  • acuut = max 14 dagen (vaak toxisch, voedsel, medicatie)
  • chronisch = > 14 dagen (infectieus, malabsorptie)
47
Q

Wat is dysenterie?

A

acute diarree met bloed en/of slijm, waarbij koorts aanwezig kan zijn <– door een bacteriële of parasitaire infectie

48
Q

Wie hebben er het vaakst acute diarree? en chronische diarree?

A

kids < 4 jr

vaakst bij ouderen

49
Q

Waar in de darm wordt nog eens 2-4 L verteringssap aan de voedselbrei toegevoegd?

A

in de dunne darm, in het ileum is vochtresorptie

50
Q

Wat is het mechanisme van secretoire diarree?

A

meer secretie dan resorptie van vocht in de dunne darm. De darmwand is intact.
Door: bacteriële toxinen of laxantia

51
Q

Wat is het mechanisme van exsudatieve diarree?

A

De darmwand is invasief of ulceratief ontstoken, zoals bi crohn of CU

52
Q

Wat is het mechanisme van osmotische diarree?

A

De osmolaliteit van de massa in het darmlumen neemt toe, waardoor er meer water wordt vast gehouden in het lumen. Darm wand is intact. Door malabsorptiesydromen, lactose-intolerantie, laxantia, vruchtsap. Als de pt stopt met eten, dan stopt de diarree

53
Q

Wat is het mechanisme van diarree op basis van versnelde motiliteit?

A

De totale passagetijd is verkort, weinig tijd voor resorptie. Door hyperthyreoïdie, bepaalde medicatie, vagusdisfunctie of een darmresectie.

54
Q

Welke mechanismen gebruiken micro-organismen om diarree te veroorzaken? (3)

A
  1. brush border van de dunne darm beschadigen
  2. productie enterotoxinen; minder resorptie, meer secretie.
  3. Invaderen en beschadigen an enterocyten –> ontstekingsreactie met bloed en slijm/pus in de diarree
55
Q

Welke pt krijgen een pseudomembraneuze colitis? Welke verwekker?

A

ZH patiënten, clostridium diffisile

56
Q

Welke bacterie is toxisch?

A

S aureus

57
Q

Welke zijn infectieus?

A

SSYR; salmonella, shigella, yersinia

58
Q

Op welke leeftijd komt IBD voor?

A

tussen 15-30 jaar

59
Q

Wat is het verschil tussen CU en crohn? (2- locatie, continue?)

A
  1. CU alleen in colorectum waarbij mucosa is aangedaan
    Crohn kan in hele tractus digestivus , mn laatste deel dunne darm
    - crohn geeft vernauwingen,fistels en granulomen
  2. Bij CU is de ontsteking aaneengesloten. Crohn is gesegmenteerd
60
Q

Door wat ontstaat een vetmalabsorptie?

A
  • deficiëntie van vitamine K, A, D, E (verKADE)
61
Q

met wat vindt luminale spijsvertering plaats?

A
  • mbv pancreasenzymen
62
Q

Waar in de dunne darm vindt mucosale spijsvertering plaats?

A

in de brush border

63
Q

Hoe vindt absorptie van lactose plaats?

A

Door mucosale spijsvertering, aangezien enzym lactase hier zit

64
Q

Wat is een secundaire lactosemalabsorptie?

A

door een giardia lambia infectie

65
Q

Wat is bij coeliakie de oorzaak van malabsorptie?

A

slijmvlies veranderingen in de dunne darm leidt tot en verminderde resorptie
- geen slijmvliesvili, omdat epitheelcellen aan de top worden afgesloten

66
Q

Welk transport blijft er bij ernstige diarree bestaan? Denk aan ORS

A

gekoppelde opname van natrium en glucose in de darmmucosa, water volgt dan passief de gradiënt

67
Q

Wat is onbedoeld gewichtsverlies? incidentie?

A

wanneer een volwassene in minder dan 6 maanden tijd meer dan 5% van het lichaamsgewicht is verloren
1% per jaar

68
Q

Wat is de dagelijkse fluctuatie van gewicht?

A

ongeveer 1.5%

69
Q

Waar kan een grote mate van gewichtsverlies aan bijdragen?

A
  • decubitus
  • < botdichtheid
  • < mobiliteit
  • < weerstand
70
Q

Hoe reageert je lichaam op een calorie tekort? (3)

A
  • verlies elektrolyten en water
  • vetweefsel afbraak
  • spierweefsel afbraak
71
Q

Wat is cachexie?

A

extreme magerte, spieratrofie en zwakte

72
Q

Wat zijn oorzaken van gewichtsverlies? (5)

A
  1. Onvoldoende voedselinname; medicatie, maligniteit, slikproblemen bij spierdystrofie
  2. onvoldoende opname van voedingsstoffen; coeliakie, pancreasinsufficiëntie
  3. Verhoogd energiegebruik (katabolie); hyperthyreoïdie, AIDS/TBC, maligniteiten
  4. verliezen van voedingsstoffen; DM –> verlies glucose via urine (en dus ook water)
    ook eiwit verlies in feces bij IBD
  5. combinatie van verschillende mechanismen
73
Q

Een paar aandoeningen waarbij mensen meer eten, maar wel afvallen? (5)

A
  • DM
  • malabsorptiesyndromen
  • leukemie
  • maligne lymfomen
  • feochromocytomen
74
Q

Braken gaat middels een retrograde peristaltische golf, leg uit?

A
  • begint in het jejunum en gaat samen met contractie van de ademhalingsspieren, het middenrif en de buikspieren + ontspannen oesofagus
75
Q

Waar is het braakcentrum?

A
  • in de hersenstam.
    Chemoreceptoren in de maag, waarschuwen via afferente zenuwen het braakcentrum voor gevaar
76
Q

Welke spieren stimuleert het braakcentrum?

A
  • diafragma via n. phrenicus
  • dwarsgestreept spierweefsel van de buikwand en thorax via spinale zenuwen
  • spierweefsel in de maag, oesophagus, larynx, farynx via n. vagus
77
Q

Noem 4 voorbeelden van stoornissen in het maag-darmkanaal?

A
  • infectie
  • irritatie (>alcohol)
  • dysfunctie (PDS)
  • afsluiting (ileus)
78
Q

Noem een voorbeeld van een stoornis in het evenwichtsorgaan?

A

prikkeling van het braakcentrum via vestibullaire systeem (otitis media)

79
Q

Noem 3 voorbeelden van een stoornis in het CZS?

A
  • ernstige hoofdpijn (migraine)
  • organische aandoeningen (meningitis of tumor)
  • schedeltrauma
80
Q

Noem 2 voorbeelden van een endocriene/metabole stoornis?

A
  • hormonale veranderingen
  • activatie braakcentrum via centrale stimulatie van R in de chemoreceptor trigger zone
81
Q

Noem 3 intoxicaties en bijwerkingen van medicatie die voor misselijkheid zorgen?

A
  • irritatie mucosa (NSAIDs)
  • beïnvloeding maagzuursecretie of motiliteit
  • rechtstreekste beïnvloeding braakcentrum (chemo)
82
Q

Noem 5 overige oorzaken van misselijkheid?

A
  • infecties buiten maag-darmkanaal
  • postoperatief
  • cardiaal
  • vasovagale collaps
  • acuut glaucoom