deel 1 Flashcards

(308 cards)

1
Q

wat zijn de 4 basistypen weefsel

A

epitheel, bindweefsel, zenuwweefsel en spierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de functies van epitheel?

A

secretie, absorptie, en het bedekken van lichaamsoppervlakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de functies van het cytoskelet?

A

beweging, regulatie, signaal functie, structuur (vorm v.d. cel & verankering organellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uit welke moleculen/filamenten bestaat het cytoskelet?

A

actine filamenten
microtubuli
intermediaire filamenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat bepaald de structuur van actine filamenten?

A

het soort adapter eiwitten waarmee ze aan elkaar gebonden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de functie van actine filamenten?

A

beweging, vorm van de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de functie van intermediaire filamenten?

A

vorm en stevigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de functie van microtubuli?

A

transport (via motor eiwitten) , verbinding centrum van de cel met de periferie & verdeling van de chromosomen over de dochtercellen bij mitose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de functie van cilia?

A

vloeistof transport (vb slijm over epitheel oppervlak)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de functie van flagella?

A

voortbeweging cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe zijn cilia opgebouwd?

A

9 microtubuli aan de periferie en als ze actief zijn 2 in het centrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de functie van desmosomen?

A

ze trekken cellen naar elkaar toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de functie van tight junctions?

A

ze voorkomen dat er vloeistoffen tussen de cellen door kunnen stromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de functie van gap junctions?

A

het doorlaten van kleine moleculen, prikkelgeleiding, signaal functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de functie van hemidesmosomen?

A

verankering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zorgt voor de verbindingen tussen cellen?

A

desmosomen, tight junctions en gap junctions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zorgt voor de verankering van cellen?

A

hemidesmosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hoe werken hemidesmosomen

A

intergrines verbinden intermediaire filamenten van de cel met de extracelulaire matrix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe kan de cel loskomen van de celulaire matrix?

A

fosforylering van de intergrines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat zijn de 3 hoofdbestanddelen van extracellulaire matrix?

A

collageen
proteoglycanen
elastische vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is de functie van collageen?

A

treksterkte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is de functie van proteoglycanen?

A

opvangen van grote spaningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

welke 2 typen epitheel zijn er?

A

bedekkend epitheel & secretoir epitheel/klier epitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is de histologische naam voor subcutis

A

hypodermis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
wat is de anatomische naam voor hypodermis?
subcutis
26
wat zit er in granula in het stratum granulosum?
keratine filamenten
27
wat is de functie van hemidesmosomen?
verbinding tussen dermis en epidermis
28
waar vindt de productie van vitamine-D plaats?
in het stratum spinosum en het stratum basale
29
wat is de functie van langerhans cellen?
apc
30
waar bevind melanine zich?
als dekseltje boven de kern (om dna te beschermen)
31
wat is het verschil tussen lichte en donkere mensen?
bij donkere mensen wordt er door hetzelfde aantal melanocyten meer melanine aangemaakt
32
Uit welke lagen bestaat de basale lamina?
De lamina densa en lamina lucida.
33
uit welke componenten bestaat de basale lamina?
type IV collageen, laminine, entactine, proteoglycanen.
34
Hoe is de basaalmembraan opgebouwd?
twee keer de basale lamina (als cellen aan elkaar grenzen) of uit de basale lamina en een fibroreticulaire laag.
35
wat is de functie van microvilli?
oppervlakte vergroting en vasthouden van de glycocalix (=slijmlaag)
36
welk epitheel bevindt zich bij zweetklieren?
meerlagig kubisch epitheel
37
welk epitheel bivindt zich aan het oppervlakte van de ovaria
eenlagig kubisch epitheel
38
welk epitheel bevind zich bij het kapsel van glomeruli?
eenlagig plaveiselepitheel
39
welk epitheel is er bij de grote afvoerbuizen van de speekselklieren?
meerlagig cilindrisch epitheel
40
welk epitheel is er aanwezig in de neusholte?
psudomeerlagig epitheel
41
is pseudomeerlagig epitheel meerlagig of eenlagig? waarom?
eenlagig, alle cellen zijn verbonden met het basale membraan
42
hoe ontstaat klierepitheel?
door proliferatie van bedekkend epitheel. (het bedekkende epitheel dringt het bindweefsel in)
43
wat is het verschil tussen endocriene klieren en exocriene klieren?
endocriene klieren hebben bloedvaten, exocriene klieren hebben afvoerbuizen
44
wat wordt door sereus epitheel uitgescheiden?
eiwitten
45
wat wordt door muceus epitheel uitgescheiden?
slijm
46
wat kleurt sterker muceus of sereus epitheel?
sereus epitheel
47
Wat valt op wanneer je kijkt naar de kern van een muceuze klierepitheelcel?
de kern wordt weggedrukt naar de basale kant doordat de inhoud van de cel veel water aantrekt
48
welke laag van de huid bestaat uit epitheel?
epidermis
49
waar bestaat de dermis uit?
bindweefsel
50
welk celtype komt het meest voor in de huid?
keranocyten
51
in welke cellaag van de huid vindt mitose plaats?
stratum basale
52
in welke laag van de huid komen melanocyten voor?
stratum basale
53
waar bevinden de Langerhanscellen zich?
stratum basale
54
wat zijn de functies van bindweefsel?
verbinding transport bescherming vorm/structuur/ondersteuning weerstaan mechanische stress schuiven gewrichten groei
55
wat is kenmerkend voor bindweefsel?
meer extracellulaire matrix dan cellen
56
wat zijn de functies van tussencelstof?
smeermiddel barriere bevorderd diffusie resevoir groeifactoren voor schade
57
noem 2 soorten steunweefsel
kraakbeen en bot
58
wat zijn eigenschappen van losmazigbindweefsel?
komt veel voor geen component overheerst goed doorbloed flexibel niet resistent tegen tractie
59
wat is het verschil tussen regelmatig en onregelmatig vezelig bindweefsel?
onregelmatig bindweefsel is bestand tegen stress uit alle richtingen regelmatig bindweefsel is bestand tegen trekkrachten in een richting
60
kenmerken muceus bindweefsel?
gelei achtig weinig vezels
61
slotrotatie
exorotatie van het kniegewricht bij extentie waarbij het kniegewricht niet meer kan buigen
62
waarom regenereert kraakbeen slecht na beschadiging?
het is avasculair, er lopen geen zenuwen, bloedvaten of lymfevaten doorheen
63
welk kraakbeen komt het meeste voor?
hyalien kraakbeen
64
kenmerken kraakbeen
veel water (veel glycosaminoglycanen) avasculair (geen lymfenvaten, geen bloedvaten, geen zenuwen) > slecht herstel
65
hoe heet een groep van kraakbeen cellen?
een isogene groep
66
wat is het verschil tussen hyalien kraakbeen en elastisch kraakbeen?
elastisch kraakbeen heeft naast collageen type II ook elastische vezels
67
wat is het verschil tussen hyalien kraakbeen en vezelig kraakbeen?
vezelig kraakbeen heeft naast collageen type II ook collageen type I
68
waar kun je hyalien kraakbeen vinden?
oppervlakte van gewrichten
69
waar vind je elastisch kraakbeen?
oorschelpen
70
waar vind je vezelig kraakbeen?
tussenwervelschijven
71
kenmerken vezelig kraakbeen
chondrocyten in rijen weinig afschijding met vezelig bindweefsel
72
hoe wordt kraakbeen gevormd?
1. differentiatie mesenchym 2. proliferatie en differentiatie tot chondroblast 3. productie ecm > binding water > toename volumen 4. deling en vorming isogene groepen
73
wat zijn de functies van botten?
bescherming steun beweging beenmerg - hematopoiese resevoir calcium en fosfaat
74
kenmerk bot
verkalkte extracellulaire matrix
75
welk soort groei vindt plaats bij botweefsel?
appositionele groei
76
uit welke lagen bestaat de epifysairschijf?
- rust zone -proliferatie zone - hypotrofe zone - verkalking zone - verbening zone
77
wat gebeurd er in de proliferatie zone?
deling chondrocyten en uitscheiding emc
78
Waarom worden positieve ionen door het membraan tegengehouden?
Zij kunnen moeilijk door de waterafstotende vetzuurlaag heen diffunderen. Ze kunnen het membraan alleen passeren als een polaire omgeving gecreëerd wordt, bijv. door een ionkanaal.
79
waardoor ontstaat nahyperpolarisatie?
door het openstaan van spanningsafhankelijke kalium-kanalen
80
Wanneer is er sprake van hyperkalemie?
Bij een extracellulair K+ concentratie van meer dan 5 mM
81
Wanneer is er sprake van hypokalemie?
Bij een extracellulair K+ concentratie van minder dan 3,5 mM
82
Wat zijn de gevolgen van hyperkalemie en hypokalemie?
Vermindering van de prikkelbaarheid van zenuw- en spiercellen, en tot hartritmestoornissen.
83
Wat is het effect van hypokalemie op het membraanpotentiaal?
hyperpolarisatie
84
Wat is het effect van hypokalemie op het membraanpotentiaal?
depolarisatie
85
Waardoor leidt hypokalemie tot verminderde prikkelbaarheid van de zenuwcellen?
Het verschil tussen het rustpotentiaal en de drempelwaarde is vergroot
86
Waarom leidt hyperkalemie tot een verminderde prikkelbaarheid van de zenuwcellen?
Door de depolarisatie zijn er Na-kanaaltjes geïnactiveerd. Hierdoor zijn minder Na-kanaaltjes beschikbaar om een actiepotentiaal op te wekken.
87
Waardoor wordt de isolatie met myeline onderbroken?
Door knopen van Ranvier
88
Waarom wordt de isolatie met myeline onderbroken?
Om het signaal te versterken, hier is uitwisseling van ionen bij nodig.
89
Welke cellen vormen de myeline schede?
Cellen van Schwann/membraan van Schwann
90
wat is een andere naam voor de sulcus lateralis?
sulcus fissura
91
Wat valt onder het centraal zenuwstelsel?
De hersenen, nervus opticus en nervus retina ( zenuwen die de hersenen niet verlaten)
92
Waar bestaat de hersenstam uit?
Middenhersenen, pons en medulla oblongata
93
wat zit er in de witte stof ?
zenuw uitlopers
94
Wat zit er in de grijze stof?
cellichamen
95
Wat ontstaat er uit tel-encephalon?
cerebrum en subcorticale kernen
96
wat ontstaat er uit di-encephalon?
(hypo)thalamus
97
Wat ontstaat er uit mes-encephalon?
98
Waarmee communiceren de twee hersenhelften met elkaar?
corpus callosum
99
Waar is de gyrus precentralis voor?
Het aansturen van de spieren
100
Waar is de gyrus postcentralis voor?
Tast
101
Waar is de fusiforme gyrus voor?
Herkenning van gezichten
102
Wat gaat via de thalamus?
Alle sensorische waarnemingen behalve reuk
103
Waar is het limbische systeem voor?
emoties
104
Welke kwab zit in het sensorisch schors?
parietaal
105
Wat zit er in de frontale kwab?
motorische schors
106
Wat zit er in de occipitale kwab ? ?
zicht
107
Wat zit er in de temporale kwab
herkenning
108
kenmerken glia
geen axonen geen actie potentialen
109
wat is het rustmembraanpotentiaal?
-70 mV
110
Welk spanningsafhankelijke ionkanalen?
Na-kanalen
111
wat is de refractaire periode?
periode van verminderde prikkelbaarheid na actiepotentiaal
112
wat is paracriene secretie?
stoffen worden afgegeven aan nabij gelegen cellen
113
wat is endocriene secretie?
afgeven van stoffen aan het bloed
114
hoe onthoud je dingen
verandering van sterkte van synaptische transmissie
115
spine
uitstulpingen van de postsynaptische cel
116
2 soorten synapsen
electrische chemische
117
hoe werkt een elektrische synaps?
Ionen kunnen overgedragen worden door gap junctions
118
Eigenschappen elektrische synaps
geen drempel niet uitputbaar geen remming bi-directioneel korte vertraging weinig modulatie
119
Welke synaps komt het meest voor?
chemische synapsen
120
Hoe werken chemische synapsen?
Door een verhoogd natrium concentraties openen blaasjes met neurotransmitters die binden aan receptoren in het postsynaptisch membraan waardoor neurotransmitter kanalen gaan openstaan en er een depolarisatie of hyperpolarisatie ontstaat
121
docked
vesikels zitten vast bij actieve zones
122
Waar bevinden synapsen zich?
Op dendriet, soma of zenuwingang
123
exiterende neurotransmitters
acetylcholine, glutamaat en aspartaat openen ligand gestuurde natrium kanalen EPSP
124
remmende neurotransmitters
GABA en glycine openen ligand gestuurde chloride kanaaltjes
125
waar ligt het somato-sensorisch systeem?
126
Waar ligt het somato-motorisch systeem?
127
Waar gaan prikkels van het sensorische systeem naartoe?
De thalamus
128
Waardoor worden de interne organen bestuurd?
viscero-sensibel en viscero-motorisch systeem
129
is de dorsale radix sensorisch of motorisch?
sensorisch
130
is de ventrale radix motorisch of sensorisch?
motorisch
130
ventraal radix
motorische
131
welke zenuwen zijn gemengd?
ramus
132
Hoeveel cervicale segmenten zijn er
8
133
Waar reorganiseren spinale zenuwen zich tot perifiere zenuwen?
plexus
134
Wat gebeurd er bij beschadiging van 1 perifere zenuw?
uitval van delen van meerdere dermatomen
135
twee somato-sensibele systemen
vitaal (pijn & temperatuur) zijkant ruggenmerg kruist in ruggenmerg gnostisch (trilling, positie, aanraking) achterkant ruggenmerg kruist in hersenen
136
3 somato-sensibiliteit
somato sensibile schors ruggenmerg hersenstam thalamus
137
Wat doet de basale ganglia?
starten en stoppen van bewegingen
138
Wat doet het cerebellum?
coördineren fijne motoriek
139
Waar kruist de piramide baan?
Hersenstam
140
Waar bevinden de motorneuronen zich?
ventrale hoorn
141
Ataxtie is een stoornis van?
Het cerebellum
142
Uitval in 1 dermatoom, wat is het probleem?
spinale zenuw/ruggenmergsegment
143
Beschadiging van 1 radix leidt tot uitval van?
Gevoel in 1 dermatoom
144
Hoe heet de synaps tussen de zenuw en de spier?
neuromusculuaire overgang
145
Kenmerken spierspoeltjes
in vrijwel alle skeletspieren rekkingsgevoelige zenuw uiteinden dwarsgestreepte intrafusale spiervezels afferente innervatie door type Ia (fasische) vezels en type II (tonische vezels) efferente innervatie door y-motorische neuronen reguleren spiertonus
146
wat doen y-motorische neuronen?
regelt de lengte van spierspoelen
147
wat is het effect van activatie van de y-motorische neuronen op de spiertonus?
die wordt groter, de spier wordt korter
148
Wat doen de peeslichaampjes?
meten de kracht die een spier op het skelet uitoefent (wordt platgedrukt door collageen netwerk)
149
Welke zenuwen komen niet uit de hersenen?
spinale zenuwen (die komen uit het ruggenmerg)
150
Welke zenuwen komen uit de hersenen?
hersenzenuwen
151
Welke vezelbundel komt niet voorbij de dura en wordt toch zenuw genoemd en waarom is dit interessant voor een arts?
Deze zenuw is de nervus opticus. Voor een arts is dit interessant omdat bij een verhoogde druk in de hersenen er ook een verhoogde druk heerst rond (en in) de nervus opticus. Op de plaats waar de nervus opticus de retina binnenkomt (de papil) leidt deze verhoogde druk tot vochtophoping (= oedeem). Dit kun je zien door via de pupil in de ogen te kijken met een speciale lamp, de oogspiegel. Dus het feit dat de nervus opticus de dura niet echt verlaat biedt de arts de mogelijkheid om vast te stellen of er verhoogde hersendruk bestaat.
152
Wat doet het sympatische systeem?
fight en flight
153
wat doet het parasympatische systeem?
rest en digest
154
Waardoor wordt het autonome zenuwstelsel overuled?
lokale prikkels vb zuurtegraad
155
Wat is een ganglion?
De plek waar de cellichamen buiten het centraal zenuwstelsel liggen.
156
Welke tracti zijn visceraal
tractus respiratorius tractus digestivus tractus circulatoris tractus urogenitalis huid
157
Bij welk systeem ligt het ganglion dicht bij het doelwit orgaan?
Para-sympatisch
158
waar komen parasympatische zenuwen vandaan?
hersenen of sacrale wervels
159
waar komen sympatische zenuwen vandaan?
ruggenwervel
160
Welke neurotransmitter hoort bij het parasympatische zenuwstelsel?
acetylcholine
161
Aan welke kant komt het signaal binnen, en waar verlaat het het ruggenmerg?
Het signaal komt binnen aan de dorsale kant van het ruggenmerg, en verlaat het ruggenmerg aan de ventrale zijde.
162
n. I
nervus olfactorius
163
n. II
nervus opticus
164
n. III
nervus oculomotorius
165
n. IV
nervus trochlearis
166
n. V
nervus trigeminus
167
n. VI
nervus abducens
168
n. VII
nervus facialis
169
n. VIII
nervus vesibulococlearis
170
n. IX
nervus glossopharyngeus
171
n. X
nervus vagus
172
n. XI
nervus accesorius
173
n. XII
nervus hypoglossus
174
n. V1
nervus opthalmicus
175
n. V2
nervus maxillaris
176
n. V3
nervus mandibularis
177
Waar is de nervus olfactorius voor?
reuk
178
Waar is de nervus opticus voor?
zicht
179
Waar is de nervus oculomotorius voor?
4 oogspieren en pupil
180
Waar is de nervus trochlearis voor?
oogspier
181
Waar is de nervus trigeminus voor?
gevoel tong en kauwspieren
182
Waar is de nervus abducens voor?
oogspier
183
Waar is de nervus facialis voor?
smaak voorste deel van de tong, speeksel, mimische spieren, uitwendige gehoorgang
184
Waar is de nervus vestibulocochlearis voor?
evenwicht en gehoor
185
Waar is de nervus glossopharyngeus voor?
farynx, tong, smaak, speeksel
186
Waar is de nervus vagus voor?
Huid rond het oor, farynx, larynx, tractus digestivus, tractus circulatorius, tractus respiratorius
187
Waar is de nervus accessorius voor?
nekspieren
188
Waar is de nervus hypoglossus voor?
tong
189
welk soort mesoderm ontstaat vooral craniaal?
paraxiaal mesoderm (somieten)
190
welk soort mesoderm ontstaat vooral caudaal?
lateraal en intermediair mesoderm
191
Hoe ontstaan somieten?
- Van craniaal naar caudaal - Eerst ongesegmenteerd
192
Hoe heet een somiet voor de segmentatie?
presomitisch
193
Wat is de eerste somiet die bijdraagt aan de wervels?
s5
194
Wat ontstaat er uit de somieten?
- sclerotoom > axiaal skelet - myotoom > skeletspieren - dermatoom > dermis
195
Wat is het gevolg van een snellere segmentatie clock?
meer kleinere somieten
196
Hoe weet een somiet welke wervel het moet worden?
lage hox genen komen eerder tot expressie dan hoge hox genen
197
Wat is het clock and wafefront model?
segmentatie van paraxiaal mesoderm in somieten wordt gestuurd door een oscillerende expressie van eiwitten en cranio-caudale gradienten van signaal moleculen
198
Wat voor soorten spieren zijn er?
gladde spieren dwarsgestreepte spieren (hartspier en skeletspier)
199
Hoe is de spier opgebouwd?
sarcomeren/contractie eenheid> spierbundels/fasiculi> spiervezels>myofybrillen>myofilamenten
200
Hoe heet een contractie eenheid?
sacromeer
201
Hoe ontstaat rigor morti/lijkstijffheid?
onvoldoende atp
202
Wat doet het troponine complex?
binden van calcium zodat binding kan plaatsvinden met het myosine kopje aan het actine
203
Hoe ontstaat de eindplaat potentiaal?
acetylcholine in post junctional folds (nicotine receptoren) natrium stroomt naar binnen
204
Hoe ontstaat contractie?
eindplaat potentiaal>verhoogde natrium concentratie
205
Wat doen T-tubili?
zorgt voor voortgeleiding actiepotentiaal
206
plasmamembraan skeletspiercel
sarcolemma ?
207
Wat is het sarcoplasmatisch reticulum?
te vergelijken met ER gevuld met calcium
208
Waarmee zijn de T-tubuli gevuld?
extracellulaire vloeistof
209
Wat bepaald de duur van de spiercontractie?
het verloop van de calcium concentratie
210
isometrische contratie
krachtontwikkeling spier blijft even lang
211
isotone contractie
de kracht blijft gelijk verplaatsing
212
bij welke lengte kan de spier het meeste kracht leveren?
rustlengte
213
Een spier die relatief snel kan verkorten is?
lang en dun
214
wat is het effect van de skelet en spier op elkaar?
hefboom effect skelet beperkt bewegingsruimte spier
215
soorten spiervezels
type 1 (langzaam,geringe vermoeibaarheid) type 2b (snel, snel veermoeid) type 2a tussenweg
216
Welke kleur hebben langzame spiervezels?
Rood, ze doen veel aan oxidatieve fosforylering > zuurstofvoorziening door bloed
217
Welke kleur hebben snelle spiervezels?
wit, ze zijn voornamelijk anaeroob dus ze hebben minder zuurstof van het bloed nodig
218
wat is een motor unit?
een motorneuron met alle bijbehorende spiervezels
219
Waneer worden er weinig spiervezels door een motorneron aangestuurd?
als je precieze bewegingen moet maken
220
kenmerken skeletspieren
dwarsgestreept snelle contractie contractie onder invloed van de wil lange cilindrische cellen met meerdere kernen ovale kernen aan de periferie
221
kenmerken hartspieren
dwarsgestreept snelle ritmische contractie contractie staat niet onder invloed van de wil
222
Hoe is de spier opgebouwd?
spierbundels/fascikel>spiervezels>myofybrillen>myofilamenten
223
Waarom heeft een skeletspiercel meerdere kernen?
fusie syncitium
224
Waarom zijn spieren dwarsgestreept?
dunne en dikke filamenten zijn geordend in myofibrillen
225
Waaruit bestaat de A band?
dikke en dunne filamenten (myosine)
226
Waaruit bestaat de I band?
Dunne filamenten (actine)
227
Waar bevind de z band zich?
in het midden van de I band
228
functies van bindweefsel in de spiercel
bundelen van mechanische kracht van inviduele spierverzels bevestiging aan andere weefsels begeleiding bloed en lymfe vaten en zenuwen
229
functie steunweefsel
beweging en vorm
230
kenmerken steunweefsel
continuiteit (verschillende soorten lopen in elkaar over voor sterkere verbinding) dynamisch bepaald vorm
231
gewrichten
botverbindingen
232
syndesmosis
bindweefselverbinding tussen botten (membrana interossa)
233
Hoe heet de bindweefsel verbinding van een tand of kies in de tandkas?
gomphosis
234
synchondrosis
verbinding hyalien kraakbeen tussen botten
235
symphysis
bot bot verbinding van vezelig kraakbeen
236
synchrondrosis
bot bot verbinding van hyalien kraakbeen
237
hoe heet een verbinding van bot?
synostosis
238
synoviale gewrichten/ echte gewrichten
verbinding tussen twee botstukken waar vocht tussen zit
239
synovia
smeervloeistof
240
kenmerken synoviale gewrichten
kapsel synovia hyalien kraakbeen congruentie stabiliteit
241
actieve stabiliteit
spieren
242
pasieve stabiliteit
vorm, kapsel en banden
243
discus articularis
schijfje van kraakbeen beweging of druk
243
discus articularis
schijfje van kraakbeen beweging of druk
244
bursae
zakje met synoviale vloeistof wrijving
245
peesschede
zakje om een pees wrijving
246
Welke soorten spieren zijn er?
spoelvormig tweekoppig tweebuikig multibuikig plat geveerd halfgeveerd
247
spoelvormige spier
grote verkorting lange spiervezels pees aan beide kanten
248
waar zijn geveerde spieren voor?
veel kracht leveren
249
Hoe onderscheid je de origo van de insertie?
origo zit het dichtst bij het zwaartepunt insertie zit meestal distaal insertie beweegt naar de origo
250
wat is de functie van een spurt spier?
omhoog brengen
251
wat is de functie van shunt spieren?
verstevigen gewricht
252
agonist
zet beweging in
253
antagonist
remt beweging af
254
synergist
ondersteunt de agonist
255
monoarticulair
spier loopt over een gewricht
256
bi-articulair / polyarticulair
spier loopt over meerdere gewrichten
257
pasieve insuficientie
de spier is niet lang genoeg om het maximale bereik van een gewricht te bereiken
258
exentrische contractie
een spier levert kracht maar wordt wel langer
259
Welke spieren in het hoofd hals gebied worden niet door hersenzenuwen geinerveerd?
infrahyoidale spieren vertebrale nekspieren
260
Welke spieren ontstaan uit kieuwbogen?
kauwspieren mimische spieren pharynx/larynx spieren sternocleidomastoideus en trapezius supra hyoidale spieren
261
welke zenuwen inerveren de oogspieren?
oculomotorius trochlearis abducens
262
Welke kauwspieren zijn er?
masseter temporaal terachoid lateraal en mediaal ?
263
welke zenuw innerveert de kauwspieren?
nervus mandibularis n. V3
264
welke zenuw inerveert de mimische spieren?
nervus facialis n.VII
265
welke zenuwen inerveren de pharynx/larynx spieren?
glossopharyngeus bovenste gedeelte pharynx vagus onderste gedeelte pharynx en larynx
266
welke zenuw inerveert de sternocleidomastoideus en de trapezius?
accessorius n.XI
267
welke zenuw inerveert de tongspieren?
hypoglossus n.XII
268
welke zenuw inerveert de infrahyoidale spieren?
plexus cervicalis
269
welke zenuwen innerveren de (pre/lateraal) vertebrale nekspieren?
plexus cervixalis/brachialis
270
welke zenuw innerveert de postvertebrale nekspieren?
dorsale rami cervicale zenuwen
271
Welke speekselklieren zijn er?
glandula parotis glandula submandibularis glandula sublingualis
272
neurulatie
vorming van de neurale buis
273
telencephalon
cerebrum
274
metencephalon
pons & cerebellum
275
myelencephalon
medulla obongata
276
hoe heten gespecialiseerde stukjes ectoderm waar de meeste sensibele ganglia uit ontstaan?
placodes (oor, oog & neus)
277
noem 3 dingen waar de neurale lijst aan bijdraagt?
hersenvliezen deel craniaal skelet deel bindweefsel
278
stomodeum
grensstructuur tussen de neurale buis en het hart
279
waaruit ontstaat het oor?
de eerste en tweede kieuwboog
280
somitomeren
ongesegmenteerd paraxiaal mesoderm
281
axiaal skelet
de schedel, ruggengraat, ribben en borstbeen
282
eversie
laterale beweging van de voetzool
283
inversie
mediale beweging van de voetzool
284
schuiflade effect
de femur schuift van het tibia plateau af bij een gescheurde voorste kruisband (ligamentum cruciatus anterior)
285
wat is het verschil tussen somatomotor spieren en branciomotor spieren?
branciomotor spieren zijn in de kieuwbogen ontstaan
286
Welk deel van de schedel ontstaat uit de neurale lijst?
viscerocranium frontale schedel
287
welk deel van de schedel ontstaat uit mesoderm?
caudale schedel
288
Welk deel van de schedel ontstaat door desmale verbening? (desmocranium)
schedel dak viscerocranium
289
welk deel van de schedel ontstaat door chorondrale verbening? (chondrocranium)
schedelbasis kieuwboogskelet
290
Hoe sluit het gehemelte?
door fusie van het secundaire palatum en neusseptum
291
intrinsieke spieren
spieren tussen wervels
292
extrensieke spier
loopt van de wervels naar iets anders
293
diafragma
een spier de de scheiding tussen de thorax en het abdomen vormen
294
apertura
sluiting van de thorax holte
295
apertura
sluiting van de thorax holte
296
wat zit tussen de twee apertura's?
alle wervels
297
Wat loopt er door het diafragma?
slokdarm & vena cava apertura
298
welke spieren lopen er tussen de ribben?
musculi intercostalis intimi musculi intercostalis internus musculi intercostalis externus
299
wat is een andere naam voor de glandula pinealis?
epifyse
300
wat is een radix?
wortel
301
waaruit bestaat het metencephalon
pons cerebellum
302
waaruit bestaat het myelencephalon?
myelencephalon
303
wat is een andere naam voor het mesencephalon?
vierheuvelplaat
304
wat is het medulla oblongata?
het ruggenmerg
305
wat is het meningen?
hersenvlies
306
anastomose
verbinding tussen twee vaten