deel 1 Flashcards

(36 cards)

1
Q

oxiden

A

MO of nMO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hydroxide

A

MOH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zuren

A

HnM of HnMO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zouten

A

MnM of MnMO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fenolftaleïne

A

kleurloos (zuur), roos (base)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

lakmoes

A

rood (zuur), blauw (base)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

roodekoolsap

A

rood (zuur), groen (base)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

methyloranje

A

rood (zuur), geel (base)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

koolstofdioxide

A

CO2, koolzuurgas
- in uitgeademde lucht
- in frisdranken
- bij volledige verbranding
- brandblusmiddel
- wordt opgenomen bij fotosynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

koolstofoxide

A

CO, koolstofmonoxide
- bij onvolledige verbranding in kachels
- zeer GIFTIG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

diijzertrioxide

A

Fe2O3, roest
-een niet-beschermd metaal zal in de aanwezigheid van O2 roesten
- metaal verliest zijn eigenschappen, wordt bros en verpulvert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zwaveldioxide

A

SO2, /
- conserveringsmiddel voor gedroogde vruchten zoals abrikozen en rozijnen (E220)
- bleekmiddel voor wol, zijde en stro
- in uitlaatgassen van auto’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

calciumoxide

A

CaO, ongebluste kalk
- gebruikt in de bouwnijverheid o.a. als basisingrediënt voor het maken van cement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

distikstofoxide

A

N2O, lachgas
- kortdurende pijnstiller vb. bij tandartsen
- drijfgas in de voedselindustrie (o.a. slagroom)
- kan het vermogen van een motor tijdelijk opdrijven, gekend als ‘nitro’
- roesgas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verbranding (metaal)

A

M + O2 -> MO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

oplossen in water (metaal)

A

MO + H2O -> MOH

16
Q

verbranding (niet-metaal)

A

nM + O2 -> nMO

17
Q

oplossen in water (niet-metaal)

A

nMO + H2O -> HnMO

18
Q

het laatste reactiepatroon

A

MOH + HZ -> MZ + H2O

19
Q

natriumhydroxide

A

NaOH, bijtende soda
-gebruikt voor het ontstoppen van afvoer-leidingen
-basisgrondstof voor zeepproductie
- een waterige oplossing ervan voelt zacht en zeepachtigaan, maar tast de vetten in de opperhuid van plant en dier aan en veroorzaakt moeilijk te genezen wonden.
- corrosief

20
Q

ammoniumhydroxide

A

NH4OH, /
- = ammoniakgas (NH3) in water
- om te ontvetten, te vinden in schoonmaak-producten zoals ruitenreinigers
-bij gebruik van deze vloeistoffen ontwijkt het gemakkelijk waarneembare en irriterende ammoniakgas (NH3). Dat heeft een typische, doordringende geur die je in stallen en bij mesthopen terugvindt.

21
Q

calciumdihydroxide

A

Ca(OH)2, gebluste kalk
-gebruikt door de stukadoor van het bezetten van muren
- bij Ca(OH)2-oplossing (= kalkwater) wordt troebel in bij contact met CO2. Handig om CO2 in het labo te identificeren!

22
Q

diwaterstofsulfide

A

H2S, /
-komt vrij in vulkaangassen
-wordt gevormd tijdens rottingsprocessen (rotte eieren, rotte vis), is dus ook de geur van stinkbommen

23
Q

waterstofchloride

A

HCl, zoutzuur, maagzuur
- is aanwezig in de maag (pH=2)
- bij overdreven afscheiding van dit zuur kan de maagwand en slokdarm beschadigd worden.

24
diwaterstofcarbonaat
H2CO3, koolzuur -ontbindt in H2O en CO2 - komt voor in limonades en andere gashoudende frisdranken
25
diwaterstofsulfaat
H2SO4, zwavelzuur -verdund zwavelzuur wordt gebruikt in een autobatterij -heel corrosief -ook gekend door zwavelzuuraanvallen
26
natriumchloride
NaCl, keukenzout of zeezout -bewaarmiddel -smaakstof -in fysiologische zoutoplossing, een vervangmiddel voor lichaamsvocht
27
natriumfluoride
NaF, / - bestanddeel in tandpasta met fluoriden
28
calciumdichloride
CaCl2, / - gebruikt als strooizout bij ijzel - zit in vochtvreters als droogmiddel
29
kaliumnitraat
KNO3, salpeter - gebruikt als kunstmest - belangrijk ingrediënt in buskruit en vuurwerk
30
dinatriumcarbonaat
Na2CO3, soda -is een reinigingsmiddel - ook een grondstof voor de bereiding van glas
31
calciumcarbonaat
CaCO3, / -in kalksteen, marmer, schelpen, eierschalen - kalkaanslag, ook gekend als ketelsteen
32
natriumwaterstofcarbonaat
NaHCO3, natriumbicarbonaat -zit samen met een vast zuur in bakpoeder en in bruistabletten - rijsmiddel: bij verhitten ontstaat H2O en CO2 zodat het deeg rijst
33
calciumsulfaat
CaSO4, gips - om breuken te zetten - gebruikt in de bouw: pleisterwerk, gipsplaten, ...
34
organisch stoffen
- levende natuur - C, meestal H, O, N, S, halogeen -> beperkt - veel atomen - atoombinding
35
anorganische stoffen
- levenloze natuur - één of meer elementen M en nM -> niet beperkt - beperkt aantal atomen - ion / atoom / metaal binding