Défi 1 Flashcards
(109 cards)
1
Q
de angst, ongerustheid
A
l’anxiété (f.)
1
Q
het welzijn
A
le bien-être
2
Q
een evenwicht
A
un équilibre
3
Q
het zelfvertrouwen
A
l’estime de soi (f.)
4
Q
koperblazers
A
des cuivres (m.)
5
Q
een ontsnapping/ een afleiding
A
une évasion
6
Q
een gekheid, een gekte
A
une folie
7
Q
een muziekgenre
A
un genre musical
8
Q
een snaarinstrument
A
un instrument à cordes
9
Q
een slaginstrument
A
un instrument à percussion
10
Q
een blaasinstrument
A
un instrument à vent
11
Q
een mix, een mengeling
A
un mélange
12
Q
een stuk, een nummer
A
un morceau
13
Q
een hulpbron
A
une ressource
14
Q
het zomerseizoen
A
la saison estivale
15
Q
het winterseizoen
A
la saison hivernale
16
Q
het herfstseizoen
A
la saison automnale
17
Q
het lenteseizoen
A
la saison printanier
18
Q
de mentale, geestelijke gezondheid
A
la santé mentale
19
Q
een klank
A
un son
20
Q
de steun, de ondersteuning
A
la soutien
21
Q
heilzaam
A
bénéfique
22
Q
chemisch
A
chimique
23
Q
wanhopig
A
exaspéré(e)
24
uniek, bijzonder, niet te evenaren
inégalable
25
moreel
moral(e)
26
tijdelijk
temporaire
27
kleding-
vestimentaire
28
verzoenen
concilier
29
veroorzaken
engendrer
30
verrijken
enrichir
31
in evenwicht brengen, op elkaar afstemmen
équilibrer
32
invloed hebben op
influer sur
33
onderhouden
maintenir
34
schaden
nuire à
35
genieten van
savourer
36
opduiken, verschijnen
surgir
37
in de mode zijn
être tendance
38
het hoofd bieden aan, trotseren
faire face à
39
energie geven
mettre la pêche
40
in een andere wereld onderdompelen
plonger dans un autre monde
41
zich bewust worden (van)
prendre consience (de)
42
iemand in een hokje plaatsen, duwen
ranger quelqu'un dans une case
43
iemand opmonteren
remonter le moral à quelqu'un
44
uit zijn comfortzone stappen, afwijken van de geijkte paden
sortir des sentiers battus
45
de zelfaanvaarding
l'acceptation de soi (f.)
46
de eigenliefde
l'amour de soi (m.)
47
een account
un compte
48
een vereniging, een cultus
un culte
49
de opgedrongen schoonheidsvoorschriften
les diktats de la beauté (m.)
50
een feed
un fil
51
een plus-size model
un mannequin grande taille
52
een teddybeer
un nounours
53
een ronding
une rondeur
54
het overgewicht
le surpoids
55
accepteren, aanvaarden
accepter
56
(iemand) een schuldgevoel geven
culpabiliser (quelqu'un)
57
omarmen
embrasser
58
pleiten voor, aanbevelen
prôner
59
geruststellen
rassurer
60
waarnemen, zien, bemerken
s'apercevoir de
61
in de verf zetten, naar voren brengen, opperen
mettre en avant
62
protesteren tegen, zich kanten tegen
mettre un coup de pied à
63
zich naar de eisen schikken
se plier aux exigences
64
het goed met iemand voorhebben
vouloir du bien à quelqu'un
65
de durf, stoutmoedigheid
l'audace (f.)
66
de welwillendheid, de vriendelijkheid
la bienveillance
67
de afkeuring
la désapprobation
68
de wederzijdse hulp
l'entraide (f.)
69
een overgangsperiode
une période charnière
70
de troost, de steun
le réconfort
71
verwerpelijk, afkeurenswaardig
condamnable
72
ondenkbaar
impensable
73
beïnvloedbaar
influençable
74
invloedrijk
influent(e)
75
onverdraaglijk
insoutenable/ insupportable
76
ongewild, ongewenst
non désiré(e), indésirable
77
toegeven aan, bezwijken onder
céder à
78
zich iets gunnen
s'accorder quelque chose
79
zich doen gelden
s'affirmer
80
afstand nemen van, zich onderscheiden van
se démarquer de
81
ergens aandacht voor hebben
être attentif/ -ve à
82
erkend worden
être reconnu(e)
83
geneigd zijn om
être tenté(e) de
84
integraal deel uitmaken van
faire partie intégrante de
85
te weinig zelfvertrouwen hebben
manquer de confiance en soi
86
zich gepusht voelen, zich verplicht voelen (om)
se sentir poussé(e) (à)
87
de meerderheid tegenspreken
s'oposser à l'opinion majoritaire
88
zijn angsten overwinnen
surmonter ses peurs
89
banden smeden
tisser des liens
90
bij elke gelegenheid, telkens
à tous les coups
91
de muziekinstrumenten
les instruments (m.) de musique
92
een mix, een mengeling
un mélange
93
blokfluit
la flute à bec
94
de dwarsfluit
la flute traversière
95
de klarinet
la clarinette
96
de accordeon
l'accordéon (m.)
97
de fagot
le basson
98
de hobo
le hautbois
99
de saxofoon
le saxophone
100
de trompet
la trompette
101
de trombone
le trombone
102
de (alt)viool
le violon (alto)
103
de cello
le violoncelle
104
de contrabas
la contrabasse
105
de (akoestische/ elektrische) gitaar
la guitare (sèche/ electrique)
106
de piano
le piano
107
de harp
la harpe
108
de drum
la batterie
