definieties nw mensen Flashcards

(63 cards)

1
Q

baarmoederhals

A

onderste deel van de baarmoeder dat kringspieren bevat die de baarmoeder afsluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

baarmoederslijmvlies

A

slijmvlies dat de binnenwand van de baarmoeder bedekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

balzak

A

zaakvormige huidplooi waarin de teelballen hangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

besnijdenis

A

het operatief wegnemen van de voorhuid of een deel van de voorhuid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bevruchting

A

het versmelten van de eicelkern met de zaadcelkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bijbal

A

orgaan bij de teelbal waarin de zaadcellen verder opgeslagen worden en verder rijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

chromosoom

A

draadvormige structuur, oogebouwd uit DNA, die in de kern van elke cel ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

clitoris

A

klein, knobbelvormig orgaan tussen de schaamlippen dat gevoelig is voor aanraking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

coïtus

A

geslachtsgemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

DNA

A

bouwsteen van een chromosoom die informatie bevat voor de erfelijke kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

eicel

A

vrouwelijke voortplantingsorgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

eierstok

A

vrouwelijk voortplantingsorgaan waarin de eicellen rijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

eikel

A

top van de penis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

eileider

A

smal vuisvormig kanaal dat de eierstok verbindt met de baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

eisprong

A

vrijkomen van rijpe eicel uit de follikel in de eierstok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

eitrechter

A

breed uiteinde van de eileider aan de eierstok dat de vrijgekomen eicel opvangt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ejaculatie

A

zaadlozing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

embryo

A

eerste ontwikkelingsstaduim van de eicel tot aan de tiende week na de bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

erectie

A

groot en stijf worden van de penis waardoor hij zich opricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

follikel

A

met vocht gevuld blaasje in de eierstokwaarin de eicel rijpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

gen

A

deeltje van DNA, bevat de informatie voor een erfelijke eigenschap of kenmerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

geslachtsgemeenschap

A

het binnendringen van de penis in de vagina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

grslachtshormoon

A

hormoon gevormd door een geslachtsorgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

geslachtskenmerk

A

kenmerk waaraan je het geslacht herkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
geslachtsorgaan
orgaan met de geslachtelijke voortplantjng als functie
26
groeispurt
heel snelle lichzmelije groei
27
hormoon
stof die gevormd wordt door klieren en direct in het bloed wordt afgegeven. hormonen regelen de werking van organen
28
inlegkruisje
heel dun maandverband
29
klieren van cowper
klieren die voorvocht produceren
30
maagdenvlies
slijmvliesplooi onderaan in de vagina die de vagina gedeeltelijk afsluit
31
maandverband
verband voor het opvangen van menstuatiebloed
32
masturbatie
zelfbevrediging
33
menopauze
levensperiode waarin de vrouw stopt 'et menstueren doordat de maandelijkse hormoonproductie vermindert, waardoor de eicelrijping stopt
34
menstruatie
maandstonden. maa,delijkse bloeding waarbij overtollig baarmoederslijmvlies langs de vagina wordt verwijdert uit de baarmoeder
35
menstruatiecyclus
periode die zich regelmatig herhaalt waarin vera,deringen plaatsvinden in het lichaam van de vrouw onder invloed van de gselachtshormonen. de cycli vinden plaats vanaf de puberteit tot de menopauze
36
natte droom
onbewuste nachtelijke erectie met zaadlozing
37
oestrogeen
vrouwelijk geslachtshormoon dat geproduceerd wordt in de eierstok
38
orgasme
hoogtepunt van seksuele opwinding
39
ovulatie
eisprong
40
penis
mannelijk voortplantingsorgaan
41
primair geslachtskenmerk
geslachtskenmerk dat al bin de geboote aanwezig is
42
progesteron
vrouwlijk geslachtshormoon dat geproduceerd wordt ind eierstok
43
prostaatklier
klier die een vloeistof vormt waarin zaadcellen zich vlot kunnen voortbewegeen
44
puberteit
overgangsperiode tussen de kindertijd en volwaasenheid
45
schaamlip
uitwendige huidplooi (groot en klein) die de vaginaopening beschermt
46
secundair geslachtskenmerk
uitwendig kenmerk bij jongens en meisjes dat pas zichtbaar wordt in de puberteit
47
sperma
mengsel van zaadcellen, vocht van de prostaatklier en vocht van de zaadblaasjes
48
spontane erectie
erectie die optreedt zondere enig esekseuele aanleiding
49
tampon
staafje van samengedrukt watten dat kn de vagina wordt aangebracht voor het opvangen van 'enstruatiebloed
50
teelbal
mannalij, voortplantingsorgaan waarin de zaadcellen gevorld worden
51
testosteron
mannelijk geslachtshormoon dat geproducerd wordt in de teelbal
52
urinebuis
buisvormig orgaan dat de urineblaas verbong | dt met de buitenkant van het lichaam
53
vagina
buisvormig orgaan dat de baatmoeder verbindept met de buitenkant van het kichaam
54
voorhuid
losliggende huidlaag rond de eikel
55
voortpla ting
voortbrengen van nakomelingen
56
vootrplantingsorgaan
orgaan let de geslachtelijke voortplznting als functie
57
voorvocht
vocht dat geproduceerd wordt door de klieren van coxper met als gmfunctie de urine in de urinevuis te neutraliseren
58
zaadblaasje
kliertje dat energierijke vloeistof produceerd en afheeft aan de zaagcellen
59
zaadcel
mannelijke voorplantingscel
60
zaadleider
dun kanaal dat de zaadcellen naar de urinebuis leidt
61
zaadlozing
vrijkomen van speema uit de penis
62
zwellichamen
weefsel in de penis dat zich kan vullen met loed en ervoor zorgt dat de penis in erectie komt
63
baarmoeder
peervormig, hol, gespierd orgaan waarin een bevruchte eicel zich ontwikkelt tot jong organisme