Definities Organisatiestructuur Flashcards
(32 cards)
Organisatiestructuur
De formele structuur op basis waarvan werktaken worden verdeeld, gegroepeerd en gecoördineerd.
Organiseren
Het creëren van een organisatiestructuur.
Organisatieontwerp
Het ontwikkelen of wijzigen van de organisatiestructuur.
Taakspecialisatie
De mate waarin werkzaamheden in een organisatie in kleine, aparte taken worden onderverdeeld.
Taakcoördinatie
Een structuur op basis waarvan taken worden gegroepeerd.
Functiegerichte taakcoördinatie
Een groepering van taken op basis van de uitgeoefende functies. Vb inkoop, productie, verkoop.
Productiegerichte taakcoördinatie
Een groepering van taken op basis van de producten van de organisatie. Vb schadeverzekeringen, hypotheken en overlijdensverzekeringen.
Geografische taakcoördinatie
Een groepering van taken op basis van regio.
Procesgerichte taakcoördinatie
Een groepering van taken op basis van product-of klantenstromen. Vb ziekenhuizen op basis van patiëntenstroom.
Klantgerichte taakcoördinatie
Een groepering van taken op basis van klantengroepen. Vb particulieren, bedrijven, overheid.
Functie overschrijdende teams
Groepen medewerkers die zich in verschillende gebieden hebben gespecialiseerd en die samen aan een project werken.
Hiërarchie
De ononderbroken lijn van gezag die van het hoogste organisatieniveau naar de lagere niveaus loopt en die verduidelijkt wie aan wie verantwoording moet afleggen.
Gezag
Het recht van de manager om ondergeschikt te vertellen wat ze moeten doen.
Verantwoordelijkheid
De acceptatie van de verplichting om toegewezen taken uit te voeren.
Eenheid van gezag
Het managementprincipe dat iedere werknemer maar aan 1 manager verantwoording hoeft af te leggen.
Acceptatietheorie gezag
De zienswijze dat gezag voortvloeit uit de bereidheid ondergeschikten om gezag te accepteren.
Span of control (reikwijdte)
Het aantal werknemers waaraan een manager efficiënt en effectief leiding kan geven.
Centralisatie
De mate waarin het nemen van beslissingen op een enkel punt (meestal boven) in de organisatie geconcentreerd is.
Decentralisatie
De mate waarin lagere managers en overige werknemers invloed op het beslissingsproces uitoefenen.
Formalisering
De mate waarin werkzaamheden in een organisatie zijn gestandaardiseerd en de mate waarin personeelsgedrag door regels en procedures wordt gestuurd.
Mechanistische organisatie
Een rigide organisatie-ontwerp dat strak wordt beheerd.
Organische organisatie
Een organisatie ontwerp dat aanpasbaar en flexibel is.
Eenvoudige structuur
Een organisatieontwerp met weinig taakgroeperingen, een grote span of control gecentraliseerd gezag en weinig formalisering.
Functionele structuur
Een organisatieontwerp waarbij werkzaamheden die op elkaar lijken en aan elkaar zijn gerelateerd, in groepen zijn ondergebracht.