Delier Flashcards

1
Q

Noem de kenmerken van een delier

A
  1. een aandachtsstoornis (verminderd vermogen de aandacht ergens op te richten, vast te houden of te wisselen) en bewustzijnsstoornis (gedaald bewustzijn of gedaald besef van de omgeving) én
  2. acuut opgetreden verandering (in uren tot dagen) en fluctuerende symptomatologie (de verschijnselen manifesteren zich in de avond en nacht doorgaans nadrukkelijker dan overdag);
  3. een verandering in cognitie (zoals een geheugenstoornis, oriëntatiestoornis, taalstoornis) of de ontwikkeling van een waarnemingsstoornis (hallucinaties), die niet beter verklaard wordt door pre-existente of zich ontwikkelende dementie.

(NHG standaard delier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De symptomen van een delier manifesteren zich normaliter nadrukkelijker overdag. waar/niet waar

A

Niet waar, in de avond/nacht

NHG standaard delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Paranoide wanen kunnen zich voordoen bij een delier

A

Waar

NHG standaard delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de verschillende psychomotorische verschijningsvormen van een delier.

A
  1. onrustig/hyperactief delier. O.a. plukken, schreeuwen, veel onrust en agitatie
  2. apatisch delier: bewegingsarmoede en vermindere interactie met de omgeving.
  3. gemengde vorm van de 2 bovenstaanden. Dit komt vaak bij ouderen voor.

NHG standaard delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een stil delier wordt nog wel eens aangezien voor een depressie of dementie. Waar/niet waar

A

Waar

NHG standaard delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het herkennen van de verschillende verschijningsvormen van delier heeft consequenties voor de behandeling.

A

Niet waar.

NHG standaard delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het risico op langdurig persisterende symptomen is hoger bij patiënten met comorbiditeit (zoals dementie), een ernstig delier en een hypoactief delier)

A

Waar.
Onder patiënten vanaf 50-jarige leeftijd die tijdens ziekenhuisopname een delier doormaakten werden bij ontslag nog bij 45% symptomen gevonden; 3 maanden na ontslag nog bij 33%

NHG standaard delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem de predisponerende, niet-beïnvloedbare factoren, die bijdragen aan een verhoogde kwetsbaarheid voor het ontstaan van een delier.

A
  • dementie of andere cognitieve stoornis;
    • hoge leeftijd;
    • eerder doorgemaakt delier;
    • ernstige (multi)morbiditeit.

NHG standaard delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem beinvloedbare factoren die kunnen bijdragen aan het uitlokken van een delier.

A
  • infectie, zoals een urineweginfectie en pneumonie;
  • metabole ontregeling, zoals hyponatriëmie (bijv bij diuretica, SSRI’s, venlafaxine, NSAID’s, carbamazepine), hyper- of hypoglykemie, hypercalciëmie; ondervoeding; dehydratie; alcoholmisbruik, alcohol-, nicotine- of cannabisonttrekking;
  • medicatie, medicatiewijziging of -onttrekking, polyfarmacie (in het bijzonder bij cumulatie van anticholinerge effecten);
  • cerebrale pathologie: CVA, intracraniële bloeding, hersentumor/metastase, meningitis (carcinomatosa);
  • pijn; urineretentie of obstipatie; acuut trauma, met name een fractuur, operatie; immobiliteit, mobiliteitsbeperkende maatregelen, katheter;
  • verminderde oriëntatie door gehoor- en/of visusbeperking; slaaptekort; omgevingsverandering (bijvoorbeeld ziekenhuis- of dagopname).

NHG standaard delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke factoren leiden in de palliatieve fase vaker tot een delier?

A
  • gebruik van morfinepreparaten (verhoogd risico op cumulatie van morfinemetabolieten bij verminderde nierfunctie in combinatie met uitdroging);
  • plotseling staken van medicatie, met name langdurig gebruikte benzodiazepinen en antidepressiva (met name de middelen met een korte halfwaardetijd), alcohol of nicotine;
  • metabole stoornissen, zoals hypercalciëmie als gevolg van botmetastasen (vooral problematisch in combinatie met dehydratie);
  • hersentumor of -metastasen, meningitis carcinomatosa;
  • dehydratie, anemie, hypoxie.

NHG standaard delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem een aantal geneesmiddelen die een verhoogde kans op een delier geven.

A
  • Psychofarmaca: Benzodiazepinen, met name bij gebruik langer dan een maand en middelen met lange halfwaardetijd: chloordiazepoxide, nitrazepam, diazepam. Antidepressiva: tricyclische (anticholinerge werking sterkst bij amitriptyline, minst bij nortriptyline) en SSRI’s. Antipsychotica (met name bij gebruik langer dan een maand).
  • Analgetica: opiaten mn langwerkende. Tramadol, codeine, NSAIDs
  • Overig: Urogenitale parasympaticolytica (anticholinergica): oxybutynine, tolterodine. Klassieke antihistaminica (met name bij gebruik langer dan een week): dimetindeen, hydroxyzine, promethazine, clemastine, cinnarizine, cyclizine, alimemazine. Corticosteroïden, met name hoge doses: prednison, dexamethason (vanaf circa 40 respectievelijk 10 mg/dag). Metoclopramide, vooral bij langer gebruik (> 5 dagen) en hogere doseringen (> 3 dd 10 mg).

NHG standaard delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem belangrijke signalen bij het herkennen van een delier.

A

Belangrijke signalen zijn dat een patiënt zich plotseling ‘niet zichzelf voelt’ of dat naasten aangeven dat de patiënt plotseling verward of in korte tijd veranderd is. Hierbij kan het gaan om diverse verschijnselen zoals: het niet kunnen volgen van een gesprek bij verandering van onderwerp, vaak herhalen van antwoorden of moeten herhalen van vragen, summier oogcontact, staren (als aanwijzingen voor een aandachtsprobleem); niet helder kunnen denken, vreemde associaties en bizarre uitlatingen, van de hak op de tak springen en onsamenhangend spreken; veranderd slaap-waakritme, met slaperigheid overdag en nachtelijke onrust, levendige dromen, nachtmerries en verwardheid bij het wakker worden; angstig, rusteloos, emotioneel labiel of snel geïrriteerd zijn; desoriëntatie en waarnemingsstoornissen. Alertheid is ook geboden als de verzorger vertelt dat de patiënt urenlang stilletjes in bed ligt, lijkt te slapen en niemand lijkt te herkennen, maar vervolgens weer heel helder is, zelfs relatief onbekenden herkent en er niets aan de hand lijkt te zijn.

NHG standaard delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat omvat het lichamelijk onderzoek bij iemand met een delier?

A
  • algemene indruk, tekenen van hypoxie, hydratietoestand;
  • lichaamstemperatuur;
  • bloeddruk en polsfrequentie;
  • auscultatie hart en longen;
  • buikonderzoek, in het bijzonder letten op een overvulde blaas (eventueel katheteriseren);
  • neurologische uitvalsverschijnselen (gelaatsmusculatuur, extremiteiten);
  • aanwijzingen voor uitwendig letsel, fractuur en factoren die pijn luxeren.

Het lichamelijk onderzoek wordt gericht uitgebreid als de anamnese of de bevindingen bij het lichamelijk onderzoek daar aanleiding toe geven.

NHG standaard delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De diagnose delier kan gesteld worden bij de aanwezigheid van:

A
  • een aandachts- en bewustzijnsstoornis;
  • acuut begin (in uren tot dagen) en over de dag fluctuerende ernst van de symptomen;
  • verandering in cognitie of waarnemingsstoornis (hallucinaties).

NHG standaard delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de differentiaal diagnose van een delier?

A

Psychose, acute gedragsstoornis bij dementie of depressie.

NHG standaard delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij iemand met een delier moet je meegaan in de wanen en hallucinaties. Waar/niet waar.

A

Niet waar.
Toon begrip voor de angst die door hallucinaties en wanen kan worden opgewekt; ga niet mee in waanideeën, maak duidelijk dat uw waarneming anders is, zonder de patiënt tegen te spreken (vermijd discussie), maar blijf empathisch.

NHG standaard delier.

17
Q

Wat zijn de redenen om een delier medicamenteus te behandelen?

A
  • angst en/of hallucinaties, achterdocht, (paranoïde) wanen;
  • hevige motorische onrust, mede om te voorkomen dat de patiënt zichzelf of anderen letsel toebrengt; 25)
  • nachtelijke onrust en/of verstoord dag-nachtritme;
  • om essentieel onderzoek of behandeling mogelijk te maken.

NHG standaard delier

18
Q

Wat is de medicamenteuze voorkeursbehandeling bij een delier?

A

haloperidol 0,5 tot 1,5 mg 2 dd oraal, gedurende maximaal 1 week

NHG standaard delier

19
Q

Bij welke patientengroep wordt geen haldol gegeven?

A

Ziekte van Parkinson of ‘Lewy body’-dementie en evenmin bij een delier als gevolg van alcohol- of benzodiazepineonttrekking.

NHG standaard delier

20
Q

Wat voor medicatie kan er naast haldol gegeven worden?

A

Een benzodiazepine, bij voorkeur lorazepam 0,5 tot 2 mg/2 uur oraal of parenteraal (of indien acute parenterale toediening noodzakelijk is: midazolam intramusculair

NHG standaard delier

21
Q

Wanneer bouw je de haldol af?

A

Hanteer als vuistregel om met de afbouw te starten zodra de patiënt 2 maal achtereen een goede nachtrust had. Bouw af door elke 2 dagen de dosering te halveren; stop 2 dagen nadat een dosis van 1 mg/dag is bereikt.

NHG standaard delier

22
Q

Wat is het middel van keus als je een langdurig delier moet behandelen?

A

Risperidon

NHG standaard delier

23
Q

Wat kun je doen bij een palliatieve patient met een delier bij het recent ophogen van morfine preparaten?

A

De dosering van het opioïd verlagen of ‘opioïdrotatie’

NHG standaard delier