Deutsch Flashcards

(94 cards)

1
Q

de detective +

A

der Krimi, die Krimis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de nooduitgang +

A

der Notausgang, die Notausgänge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de professional +

A

der Profi, die Profis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de speler +

A

der Spieler, die Spieler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het sportveld +

A

der Sportplatz, die Sportplätze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de staplaats +

A

der Stehplatz, die Stehplätze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het televisietoestel +

A

der Fernseher, die Fernseher

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de toeschouwer +

A

der Zuschauer, die Zuschauer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de trainer +

A

der Trainer, die Trainer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het voetbalveld +

A

der Fußballplatz, die Fußballplätze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de wandeling +

A

der Spaziergang, die Spaziergänge

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het weerbericht

A

der Wetterbericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de zitplaats+

A

der Sitzplatz, die Sitzplätze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de zwemmer +

A

der Schwimmer, die Schwimmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de hal +

A

die Halle, die Hallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de oefening +

A

die Übung, die Übungen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de reclame +

A

die Werbung, die Werbungen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de rij +

A

die Reihe, die Reihen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de serie +

A

die Serie, die Serien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de stemming +

A

die Stimmung, die Stimmungen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

het team +

A

die Mannschaft, die Mannschaft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

het doelpunt, de goal +

A

das Tor, die Tore

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

het feest +

A

das Fest, die Feste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het publiek

A

das Publikum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
het resultaat, de uitslag
das Ergebnis, die Ergebnisse
26
het stadion +
das Stadion, die Stadien
27
het tennis
das Tennis
28
de training +
das Training, die Trainings
29
het zwembad +
das Schwimmbad, die Schwimmbäder
30
schaken
Schach spielen
31
sporten +
Sport treiben - trieb - getrieben
32
staan +
stehen - stand - gestanden
33
trainen
trainieren
34
vangen +
fangen - fing - gefangen
35
verliezen +
verlieren - verlor - verloren
36
wandelen
wandern
37
werpen +
werfen - warf - geworfen
38
winnen, zegevieren (+ en -)
siegen, gewinnen - gewann - gewonnen
39
op televisie
im Fernsehen
40
privé
privat
41
spannend
spannend
42
super
super
43
uitverkocht
ausverkauft
44
het artikel +
der Artikel, die Artikel
45
de auteur, de schrijver +
der Autor, die Autoren
46
het bericht, verslag
der Bericht, die Berichte
47
de dans +
der Tanz, die Tänze
48
de dichter, de schrijver +
der Dichter, die Dichter
49
de entree
der Eintritt
50
de feestdag +
der Feiertag, die Feiertage
51
de fotograaf +
der Fotograf, die Fotografen
52
de hoofdrolspeler +
der Hauptdarsteller, die Hauptdarsteller
53
de ingang +
der Eingang, die Eingänge
54
de journalist +
der Journalist, die Journalisten
55
de musicus +
der Musiker, die Musiker
56
de regisseur +
der Regisseur, die Regisseure
57
de schilder +
der Maler, die Maler
58
de schrijver +
der Schriftsteller, die Schriftsteller
59
de toneelspeler, acteur +
der Darsteller, die Darsteller - der Schauspieler, die Schauspieler
60
de zanger +
der Sänger, die Sänger
61
de advertentie +
die Anzeige, die Anzeigen
62
de boekhandel +
die Buchhandlung, die Buchhandlungen
63
de bruiloft +
die Hochzeit, die Hochzeiten
64
het entertainment +
die Unterhaltung, die Unterhaltungen
65
het evenement +
die Veranstaltung, die Veranstaltungen
66
de galerij +
die Galerie, die Galerien
67
de garderobe +
die Garderobe, die Garderoben
68
de literatuur
die Literatur
69
de openingstijd +
die Öffnungszeit, die Öffnungszeiten
70
de tekening +
die Zeichnung, die Zeichnungen
71
de tentoonstelling +
die Ausstellung, die Ausstellungen
72
het computerspel +
das Computerspiel, die Computerspiele
73
het gebouw +
das Gebäude, die Gebäude
74
het instrument +
das Instrument, die Instrumente
75
het interview +
das Interview, die Interviews
76
het lied +
das Lied, die Lieder
77
het orkest +
das Orchester, die Orchester
78
het plakkaat, de poster +
das Plakat, die Plakate
79
het nieuws
die Nachrichten
80
bekijken +
sich etwas ansehen - sah - gesehen
81
ontwikkelen
entwickeln
82
plaatsvinden +
stattfinden - fand - gefunden
83
tekenen
zeichnen
84
uitgaan +
ausgehen - ging - gegangen
85
verzamelen
sammeln, sich verzammeln
86
bekend
bekannt
87
beroemd
berühmt
88
geopend van ... tot ...
geöffnet von ... bis ...
89
gesloten
geschlossen
90
klassiek
klassisch
91
komisch
komisch
92
openbaar
öffentlich
93
politiek
politisch
94
wekelijks
wöchentlich