dialoog Flashcards
(35 cards)
Ik voel me niet goed
Je ne me sens pas bien
ik ben ziek
Je suis malade
Ik ben bleek
J’ai le visage pâle
Hoofdpijn
J’ai mal à la tête
buikpijn
J’ai mal au ventre
pijn aan mijn been
J’ai mal aux jambes
aan mijn arm
J’ai mal au bras
oorpijn
J’ai mal à l’oreille
ik heb koorts
J’ai de la fièvre
Ik hoest (vaak)
je tousse (souvent)
Ik nies (de hele tijd)
J’éternue (tout le temps)
Ik heb mijn enkel verstuikt
Je me suis foulé la cheville
Ik heb mijn arm/been gebroken
Je me suis cassé(e) la jambe/le bras
een wesp heeft me gestoken
une guêpe/ abeille m’a piquee
Ik heb een zonneslag
J’ai un coup de soleil
Ik heb blaren op mijn voet, dat doet pijn
J’ai des ampoules ou pied. Ca fait mal
ik ben gevallen en ik heb een kleine wonde op de arm
je suis tombe et j’ai une petite blessure au bras
kan u me uiteggen wat ik moet doen
vous pourriez m’expliquer que je dois faire?
u heeft een de griep
vous avez de la grippe
u heeft een verkoudheid
vous avez un rhume
u heeft een verstuikte enkel
vous avez une cheville foulle
u heeft een zonneslag
vous avez un coup de soleil
u heeft een gebroken arm
vous avez un bras casse
u heeft een insectesteek
vous avez un piqure d’un insecte