Diuretica Flashcards

(19 cards)

1
Q

Wat is het werkingsmechanisme van spironolacton?

A

Aldosteronantagonist in de distale tubulus

Het remt aldosteron → minder Na⁺-reabsorptie, meer K⁺-retentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een belangrijke indicatie voor spironolacton bij hartfalen?

A

Ernstig systolisch hartfalen (NYHA-klasse III-IV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een belangrijk risico van spironolacton bij gebruik met ACE-remmers?

A

Hyperkaliëmie

Beide middelen verhogen serumkalium → risico op aritmie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke bijwerking komt frequent voor bij mannen die spironolacton gebruiken?

A

Gynaecomastie

Spironolacton heeft anti-androgene werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat moet je controleren vóór start van spironolacton?

A

Kalium en nierfunctie (eGFR)

Om risico op hyperkaliëmie en nierfalen te beperken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een contra-indicatie voor spironolacton?

A

eGFR < 30 ml/min.

Verhoogd risico op kaliumretentie en toxische bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom wordt spironolacton soms toegevoegd aan een lisdiureticum?

A

Om kaliumverlies tegen te gaan

Lisdiuretica veroorzaken hypokaliëmie; spironolacton is kaliumsparend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een indicatie van spironolacton bij leverlijden?

A

Ascites bij levercirrose

Bij portale hypertensie is aldosteron verhoogd → Na⁺-retentie → ascitesvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het effect van NSAID’s op spironolactontherapie?

A

Verhoogd risico op hyperkaliëmie en nierfunctiestoornissen

NSAID’s verminderen GFR en remmen renine-angiotensinesysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het werkingsmechanisme van enalapril?

A

ACE-remmer: blokkeert omzetting van angiotensine I naar II

Hierdoor minder vasoconstrictie en aldosteronafgifte → bloeddruk daalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een veelvoorkomende bijwerking van enalapril die niet optreedt bij ARB’s?

A

Prikkelhoest

ACE remt ook de afbraak van bradykinine → ophoping veroorzaakt hoest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom kan enalapril hyperkaliëmie veroorzaken?

A

Het remt aldosteronafgifte

Minder aldosteron → minder kaliumexcretie → kalium stijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij welke nierafwijking is enalapril gecontra-indiceerd?

A

Bilaterale nierarteriestenose

ACE-remmers verlagen de GFR → risico op acuut nierfalen bij verminderde perfusie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom moet je voorzichtig zijn met enalapril bij combinatie met een NSAID?

A

Risico op acute nierinsufficiëntie.

NSAID vernauwt afferente arteriole, ACE verwijdt efferente → GFR daalt sterk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een belangrijke indicatie van enalapril bij hart- en vaatziekten?

A

Hartfalen met verminderde ejectiefractie (HFrEF).

Vermindert afterload en voorkomt remodellering van het hart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is enalapril eerste keus bij diabetische nefropathie?

A

Het verlaagt glomerulaire druk en proteïnurie

Door efferente vasodilatatie daalt de intraglomerulaire druk → nierbescherming.

17
Q

Wat moet je controleren vóór en kort na starten van enalapril?

A

Serumcreatinine en kalium

Start kan leiden tot stijging creatinine en hyperkaliëmie, met name bij risicogroepen.

18
Q

Wat gebeurt er met de glomerulaire perfusiedruk door enalapril?

A

Daalt

Efferente vasodilatatie verlaagt de druk in het glomerulusfiltratieapparaat

19
Q

Wat is het verschil in bijwerkingen tussen ACE-remmers en ARB’s?

A

ACE-remmers geven vaker prikkelhoest en angio-oedeem.

Dit komt door ophoping van bradykinine, wat bij ARB’s niet gebeurt.