domein a Flashcards

(9 cards)

1
Q

type vraagstukken

A
  • bindingsvraagstuk
  • verhoudingsvraagstuk
  • vormingsvraagstuk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

belangrijke dingen functionalisme paradigma

A
  • samenleving als organisme, onderdelen zijn instituties en leden daarvan met alle een eigen en belangrijke functie en rol.
  • die onderdelen functioneren in orde, sociale cohesie en in evenwicht. bij verandering zoeken de samenleving een nieuw evenwicht door gedeelde waarden en normen, overtuigingen en dwang van sociale stabilisatoren.
  • omdat iedereen een noodzakelijke en andere functie heeft, is sociale ongelijkheid onvermijdelijk door verschillende waardering van die functies.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aannames functionalisme paradigma

A
  • iedere samenleving bestaat uit onderdelen die belangrijk zijn voor het algehele functioneren van de samenleving
  • alle onderdelen van een samenleving hebben een functie binnen het systeem en de verschillende functies
    geven de samenleving structuur (orde) en stabiliteit (sociale cohesie) en zijn cruciaal voor het
    voortbestaan van de orde
  • voortbestaan van de orde;
    als de externe omstandigheden veranderen, dan zal de samenleving een nieuwe evenwicht (orde)
    hervinden
  • gemeenschappelijke normen en waarden, gemeenschappelijke (morele) overtuigingen en sociale
    instituties functioneren als (dwingende) sociale stabilisatoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

belangrijke dingen conflict paradigma

A
  • samenleving kent ongelijkheid door verschil in macht
  • ongelijkheid leidt tot tegenstellingen en daarmee tot conflict
  • na conflict ontstaat eventueel gelijkheid
  • die gelijkheid is tijdelijk en nieuwe/andere ongelijkheden zullen ontstaan en zodoende een nieuwe cyclus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

belangrijke dingen sociaal constructivisme paradigma

A
  • een samenleving kent actoren die de sociale werkelijkheid construeren door interpretatie en betekenisgeving tijdens de sociale interactie en sociaal handelen
  • interpretatie en betekenisgeving komen niet perse door werkelijke feiten, maar worden meer bepaald door cultuur, identiteit en sociale instituties, door opvattingen, waarden en normen, zelfbeelden en regels
  • dit proces van werkelijkheidscontructie door interpretatie en betekenisgeving dankzij sociale interactie binnen cultuur, identiteit en regels is continu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

rationeel actor paradigma

A
  • samenleving is geordend door rationeel handelen en gedrag. sociale en politieke verhoudingen en bindingen ontstaan immers zo
  • rationeel handelen en gedrag zijn het gevolg van het aldoor afwegen van winst tegen verlies, van baten tegen kosten, van constant kijken naar de eigendoelen en belangen naar het eigennut
  • individuele rationele afweging en het resultaat daarvan kunnen verschillen met doe van en voor de groep/het collectief als er voor die laatste gevolgen zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

meet methodes bij sociale wetenschappen

A
  • interview
  • enquete
  • observatie
  • experiment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

eisen van een onderzoek

A
  • betrouwbaarheid
  • validiteit
  • representativiteit
  • generaliseerbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly