domein wereld Flashcards

(30 cards)

1
Q

BBP (bruto binnenlands product)

A

de totale geldwaarde van alle goederen en diensten die binnen de staatsgrenzen van een land in een jaar worden geproduceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

BRP (bruto regionaal product)

A

de totale geldwaarde van alle goederen en diensten die een regio in een jaar produceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

koopkracht

A

het aantal goederen of diensten dat je met je geld kunt kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

(samenstelling van de) beroepsbevolking

A

procentuele verdeling van de werkende bevolking over de primaire, secundaire en tertiaire sector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bevolkingsspreiding

A

de wijze waarop de bevolking is verdeeld over een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bevolkingsdichtheid

A

het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

natuurlijke bevolkingsgroei

A

de natuurlijke manier hoe de bevolking kan groeien door geboorte en sterfte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sociale bevolkngsgroei

A

alle veranderingen in de bevolkingsaantallen door gevolg van migratie (emigratie & immigratie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

demografische transitie

A

model dat de overgang laat zien van hoge geboorte- en sterftecijfers naar lage geboorte- en sterftecijfers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

leeftijdsopbouw

A

de verdeling van de bevolking over de verschillende leeftijdsklassen, vaak weergegeven in een leeftijdsdiagram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verstedelijkingsgraad

A

toename van het percentage mensen dat in de steden woont

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verstedelijkingstempo

A

snelheid waarmee de verstedelijking (per jaar) veranderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

primate city

A

een stad die kwa inworneraantal, economische, politieke en cultuur 2x zo groot is als de kleinere steden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

analfabetisme

A

het percentage van de bevolking ouder dan 15 jaar die niet kunnen lezen of schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cultuurelementen

A

de elementen van een cultuur. godsdienst, taal enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wereldsysteem: centrum, semiperiferie, periferie

A

centrum: gebied waar de economische en politieke macht goed is
semi periferie: gebied dat een tussen positie heeft tussen centrum en periferie
periferie: gebied dat weinig politieke en economische macht heeft

17
Q

internationaal arbeidsverdeling

A

het verschijnsel dat landen zich toeleggen op de productie van bepaalde goeden of de levering van bepaalde diensten

18
Q

vestigingskolonie

A

een overzees gebiedsdeel waar kolonisten zich blijvend vestigen

19
Q

exploitatiekolonie

A

een overzees gebiedsdeel dat dient als leverancier van goedkope grondstoffen en arbeidskrachten voor het moederland

20
Q

dekolonisatie

A

het politiek onafhankelijk worden van een voormalig kolonie

21
Q

demografische druk

A

de verhouding tussen de productieve leeftijdsgroep (20-65 j) en die niet productieve groepen (0-20 & 65+)

22
Q

cultuurgebied

A

gebied met overeenkomsten in cultuur

23
Q

diffusie

A

de verspreiding en vermenging van vernieuwingen of ideeën over landen en/of bevolkingsgroepen

24
Q

triade

A

de drie macroregio’s (westerse landen: vn, eu, japan) waartussen de grote handelsstromen plaatsvinden

25
vrijhandel
handel tussen landen die volledig plaatsvindt volgens de wetten van vraag en aanbod
26
MNO
onderneming met vestigingen in meerdere (ten minste 2) landen
27
arbeidsmigratie
mensen die hun eigen woongebied verlaten om ergens anders te gaan werken
28
push- en pull factoren
pull: reden die mensen aantrekt om zich ergens te vestigen push: de reden die mensen verdrijft uit een gebied
29
informele sector
banen die niet gegegristeerd zijn en dus ontwettelijk (zwart werken)
30
braindrain
hoog opgeleide mensen vertrekken vanuit arme landen naar westerse landen.