Dossier 2 En Route 1 Flashcards
(38 cards)
1
Q
Een atleet
A
Un athlète
2
Q
Een sport beoefenen
A
Pratiquer/faire/exercer un sport
Jouer à + balsport
3
Q
Het paragliden
A
Le parapente
4
Q
Het klimmen
A
L’escalade (f.)
5
Q
Ondernemend
Ondernemen
Een onderneming
Een ondernemer
A
Entreprenant
Entreprendre
Une entreprise
Un entrepreneur
6
Q
Vastberaden
A
Déterminé
7
Q
Springen
A
Sauter
8
Q
Duiken
A
Plonger
9
Q
De leegte
A
Le vide
10
Q
Extreem
A
Extrême
11
Q
Het deltavliegen
A
Le deltaplane
12
Q
Zich storten in
A
Se lancer dans
13
Q
Wegvliegen
A
S’envoler
14
Q
Een ervaring
A
Une expérience
15
Q
Het duiken
A
La plongée
16
Q
Bestaan uit
A
Consister à (+ inf.)
17
Q
Beoefend worden
A
Se pratiquer
18
Q
Een discipline
A
Une discipline
19
Q
De adrenaline
A
L’adrénaline (f.)
20
Q
De top bereiken
A
Atteindre le sommet
21
Q
Indrukwekkend
A
Impressionnant
22
Q
Een hoogte
A
Une altitude
23
Q
Klimmen
A
Escalader
24
Q
Fysiek
A
Physique
25
Een beginneling
Un débutant
26
Durven
Oser
27
Een tokkelbaan
Une tyrolienne
28
Reusachtig
Géant
29
Voorzichtig
Prudent
30
Het raften
Le rafting
31
Op het water
Sur l'eau
32
In de bergen
Dans les montagnes
33
In de lucht
Dans les airs
34
Het glazen plafond doorbreken
Briser le plafond de verre
35
Een sprong
Un saut
36
Een gevoel
Une sensation
37
Het koorddansen
Le funambulisme
38
Een val
Une chute
