duits Flashcards
(337 cards)
1
Q
het vertrek (met het vliegtuig)
A
der Abflug, die Abflüge
2
Q
de bijlage (van een mail)
A
die Anlage, die Anlagen
3
Q
de aankomst
A
die Anreise, die Anreisen
4
Q
het werkhoekje
A
die Arbeitsecke, die Arbeitsecken
5
Q
het verblijf
A
der Aufenthalt, die Aufenthalte
6
Q
de uitrusting (van een hotelkamer)
A
die Ausstattung, die Ausstattungen
7
Q
de tentoonstelling
A
die Ausstellung, die Ausstellungen
8
Q
het bad
A
das Bad, die Bäder
9
Q
de badkamer
A
die Badezimmer, die Badezimmer
10
Q
de inspanning
A
die Bemühung, die Bemühungen
11
Q
de bevestiging
A
die Bestätigung, die Bestätigungen
12
Q
het bed
A
das Bett, die Betten
13
Q
de boeking
A
die Buchung, die Bunchungen
14
Q
de tweepersoonskamer
A
das Doppelzimmer, die Doppelzimmer
15
Q
de douche
A
die Dusche, die Duschen
16
Q
het eenpersoonsbed
A
das Einzelbett, die Einzelbetten
17
Q
de belevenis
A
das Erlebnis, die Erlebnisse
18
Q
de televisie
A
der Fernseher, die Fernseher
19
Q
de vlucht
A
der Flug, die Flüge
20
Q
het vluchtnummer
A
die Flugnummer, die Flugnummern
21
Q
het ontbijt
A
das Frühstück, die Frühstücke
22
Q
de gast
A
der Gast, die Gätse
23
Q
het hotel
A
das Hotel, die Hotels
24
Q
de hotelkamer
A
das Hotelzimmer, die Hotelzimmer
25
het internet
das Internet
26
de airco
die Klimaanlage, die Klimaanlagen
27
de nacht
die Nacht, die Nächte
28
de reis
die Reise, die Reisen
29
de terugvlucht
der Rückflug, die Rückflüge
30
de safe
der Safe, die Safes
31
de schuimwijn
der Sekt
32
de safe
der Tresor, die Tresore
33
de kamerprijs
der Zimmerpreis, die Zimmerpreise
34
de overnachting
die Übernachtung, die Übernachtungen
35
wifi
das WLAN
36
de souvenir
das Andenken, die Andenken
37
de aankomst
die Ankunft, die Ankünfte
38
het bezoek
der Besuch, die Besuche
39
de ligging
die Lage, die Lagen
40
het museum
das Museum, die Museen
41
de reservering
die Reservierung, die Reservierungen
42
de bezienswaardigheid
die Sehenswürdigkeit, die Sehenswürdigkeiten
43
de taxi
das Taxi, die Taxis
44
de metro
die U-bahn, die U-bahnen
45
het weer
das Wetter
46
de trein
der Zug, die Züge
47
het Afdelingshoofd
der Abteilungsleiter, die Abteilungsleiter
48
het vrouwelijke afdelingshoofd
die Abteilungsleiterin, die Abteilungsleiterinnen
49
de bezichtiging
die Besichtigung, die Besichtigungen
50
de bespreking, vergadering
die Beschprechung, die Beschprechungen
51
het bedrijf
der Betrieb, die Betriebe
52
de mantel
der Mantel, die Mäntel
53
de namiddag
der Nachmittag, die Nachmittage
54
het programma
das Programm, die Programme
55
de afspraak
der Termin, die Termine
56
de voormiddag
der Vormittag, die Vormittage
57
de salade
der Salat, die Salate
58
de mosterddressing
das Senfdressing, die Senfdressings
59
de witte wijn
der Weißwein, die Weißweine
60
de wienerschnitzel
das Wiener Schnitzel, die Wiener Schnitzel
61
aangenaam
angenehm
62
comfortabel
Komfortabel
63
inbegrepen
inbegriffen
64
vermoeiend
anstregend
65
uitstekend
ausgezeichnet
66
met airco
klimatisiert
67
gepland
planmäßig
68
wisselvallig
wechselhaft
69
centraal
zentral
70
afhalen
abholen
71
afreizen
abreisen
72
inrichten
ausstatten
73
klaarzetten
bereitstellen
74
informeren
berichten
75
bevestigen
bestätigen
76
bedragen
betragen
77
uitnodigen
einladen
78
bevallen
gefallen
79
toevoegen
hinzufügen
80
reserveren
reservieren
81
zich verheugen op
sich freuen auf
82
overnachten
übernachtung
83
afspreken
verabreden
84
overeenkomen
vereinbaren
85
beschikken over
verfügen über
86
vergelijken
vergleichen
87
doorgeven
weiterleiten an
88
uitdoen
ablegen
89
aankomen
anreisen
90
raadgeven
beraten
91
landen
landen
92
plaatsnemen
Platz nehmen
93
vertrouwd zijn met
sich auskennen
94
ontmoeten
treffen
95
voorstellen
vorschlagen
96
wachten
warten
97
bedragen (vervoegen)
betragen - betrug - hat betragen
98
uitnodigen (vervoegen)
einladen - lud ein - hat eingeladen
99
vergelijken (vervoegen)
vergleichen - verglich - hat verglichen
100
adviseren (vervoegen)
beraten - beriet - hat beraten
101
plaatsnemen (vervoegen)
Platz nehmen - nahm Platz - hat Platz genommen
102
vertrouwd zijn met (vervoegen)
sich auskennen - kannte sich aus - hat sich ausgekannt
103
ontmoeten (vervoegen)
treffen - traf - hat getroffen
104
voorstellen (vervoegen)
vorschlagen - schlug vor - hat vorgeschlagen
105
de soort
die Art, die Arten
106
de keuze
die Auswahl
107
het enthousiasme
die Begeisterung
108
de beroepservaring
die Berufserfahrung, die Berufserfahrungen
109
het beroepsprofiel
das Berufsprofil, die Berufsprofile
110
de karaktereigenschap
die Charaktereigenschaft, die Charaktereigenschaften
111
de uitvoering
die Durchführung
112
de detailhandel
der Einzelhandel
113
de mogelijkheid om zich verderte professionaliseren
die Entwicklungsmöglichkeit, die Entwicklungsmöglichkeiten
114
de vakkennis, de zakelijke kennis
die Fachkenntnisse
115
de feestdag
der Feiertag, die Feiertage
116
het management, de leidinggevende
die Führungskraft, die Führungskräfte
117
de gastronomie
die Gastronomie
118
het lager onderwijs, de lagere school
die Grundschule, die Grundschulen
119
de inventaris
das Inventar, die Inventare
120
het geld ontvangen
das Kassieren
121
het kengetal
die Kennzahl, die Kennzahlen
122
het conflict
der Konflikt, die Konflikte
123
de creativiteit
die Kreativität
124
de klantendienst
der Kundenservice
125
de hartstocht
die Leidenschaft, die Leidenschaften
126
de leidersfunctie
die Leitungsfunktion, die Leitungsfunktionen
127
het leiden van de werknemers
die Mitarbeiterführung, die Mitarbeiterführungen
128
de motivatie van de collega
die Mitarbeitermotivation, die Mitarbeitermotivationen
129
de orde
die Ordnung, die Ordnungen
130
de verzorging, de zorg
die Pflege
131
de planning
die Planung, die Planungen
132
de stage
das Praktikum, die Praktika
133
het technisch secundair onderwijs
die Realschule
134
de deskundige medewerkster in het restaurant
die Restaurantfachfrau, die Restaurantfachfrauen
135
de deskundige medewerker inhet restaurant
der Restaurantfachmann, die Restaurantfachleute
136
de zuiverheid, reinheid, ordelijkheid
die Sauberkeit
137
de etalage
das Schaufenster, die Schaufenster
138
de shopuitbater
der Shopmanager, die Shopmanager
139
de statistiek
die Statistik, die Statistiken
140
de job, de betrekking
die Stelle, die Stellen
141
de jobadvertentie
die Stellenanzeige, die Stellenanzeigen
142
de studie
das Studium
143
de stress
der Stress
144
de ondersteuning
die Unterstützung
145
de verkoopsoppervlakte
die Verkaufsfläche, die Verkaufsflächen
146
de versterking
die Verstärkung, die Verstärkungen
147
de vertegenwoordiging,de vervanging
die Vertretung, die Vertretungen
148
het weekeinde
das Wochenende, die Wochenenden
149
het doorzettingsvermogen
das Durchsetzungsvermögen
150
aandachtig
aufmerksam
151
weerbaar, stressbestendig
belastbar
152
professioneel
beruflich
153
geëngageerd
engagiert
154
ervaren
erfahren
155
gezinsvriendelijk
familienfreundlich
156
flexibel
flexibel
157
verzorgd
gepflegt
158
behulpzaam
hilfsbereit
159
communicatief
kommunikativ
160
competent
kompetent
161
bereid totcompromissen
kompromissbereit
162
contactvaardig
kontaktfähig, kontaktfreudig
163
cultureel
kulturell
164
op lange termijn
langfristig
165
leergierig
lernbereit
166
maandelijks
monatlich
167
gemotiveerd
motiviert
168
open
offen
169
ordelijk
ordentlich
170
organisatorisch
organisatorisch
171
persoonlijk
persönlich
172
stipt
pünktlich
173
regelmatig
regelmäßig
174
zuiver, net
sauber
175
zelfzeker
selbstsicher
176
zelfstandig
selbstständig
177
(zelf)zeker, bewust
sicher
178
stresserend
stressig
179
in staat zijn in teamverband te werken
teamfähig
180
ondernemend
unternehmungslustig
181
vergelijkbaar
vergleichbar
182
verantwoordelijk
verantwortlich
183
volledig
vollständig
184
belangrijk
wichtig
185
vastbesloten
zielstrebig
186
bevoegd
zuständig
187
betrouwbaar
zuverlässig
188
beginnen
anfangen
189
aanpassen
anpassen
190
vertrouwd zijn met
sich auskennen mit
191
bedienen
bedienen
192
behouden
behalten
193
beheersen
beherrschen
194
voeren, leiden
führen
195
innen
kassieren
196
motiveren
motivieren
197
toegeven, zich gewonnen geven
nachgeben
198
starten
starten
199
bewaken
überwachen
200
ondersteunen
unterstützen
201
verspreiden, uitbreiden
verbreiten
202
verlangen
verlangen
203
vermijden
vermeiden
204
verdelen
verteilen
205
beginnen (vervoegen)
anfangen - fing an - hat angefangen
206
bekend zijn met (vervoegen)
sich auskennen mit – kannte sich aus mit – hat sich ausgekannt mit
207
houden (vervoegen)
behalten – behielt – hat behalten
208
plaatsmaken (vervoegen)
nachgeben – gab nach – hat nachgegeben
209
vermeiden (vervoegen)
vermeiden – vermied – hat vermieden
210
de aanvraag
die Anfrage, die Anfragen
211
de informatie
die Angabe, die Angaben
212
de offerte
das Angebot, die Angebote
213
het antwoord
die Antwort, die Antworten
214
de advertentie
die Anzeige, die Anzeigen
215
het product
der Artikel, die Artikel
216
de informatie
die Auskunft, die Auskünfte
217
de vrijetijsbesteding
die Freizeitgestaltung, die Freizeitgestaltungen
218
de toestellen
das Gerät, die Geräte
219
de hotellijst
das Hotelverzeichnis, die Hotelverzeichnisse
220
de interesse
das Interesse, die Interessen
221
de catalogus
der Katalog, die Kataloge
222
de klasuitsap
die Klassenfahrt, die Klassenfahrten
223
de leverancier
der Lieferant, die Lieferanten
224
de leveringsvoorwaarden
die Liefer(ungs)bedingung, die Liefer(ungs)bedingungen
225
het kenmerk
das Merkmal, die Merkmale
226
de beurs
die Messe, die Messen
227
het staaltje
das Muster, die Muster
228
het bericht
die Nachricht, die Nachrichten
229
de prijs
der Preis, die Preise
230
de prijslijst
die Preisliste, die Preislisten
231
het product
das Produkt, die Produkte
232
de brochure
der Prospekt, die Prospekte
233
de zekerheid
die Sicherheit, die Sicherheiten
234
het assortiment
das Sortiment, die Sortimente
235
het telefoongesprek
das Telefongespräch, die Telefongespräche
236
de verkoopsvoorwaarde
die Verkaufsbedingung, die Verkaufsbedingungen
237
de website
die Webseite, die Webseiten
238
de betalingsvoorwaarde
die Zahlungsbedingung, die Zahlungsbedingungen
239
spoedig
baldig
240
zo snel mogelijk
so bald wie möglich, möglichst bald
241
op voorand
im Voraus
242
bovengenoemde
oben genannte (o.g.)
243
direct
umgehend
244
wanneer
wann
245
bedankt voor uw inspanning
Wir danken Ihnen für ihre
Bemühungen.
246
zich bewust worden van
aufmerksam werden auf
247
bezoeken
besuchen
248
verwijzen naar
beziehen
249
vernemen
erfahren
250
produceren
erzeugen, herstellen, produzieren
251
informeren
informieren
252
interesseren
interessieren
253
meedelen
mitteilen
254
toesturen
zusenden
255
de bijlage
die Anlage, die Anlagen
256
de contante betaling
die Barzahlung, die Barzahlungen
257
de bestelling
die Bestellung, die Bestellungen
258
de e-mail
die E-Mail, die E-Mails
259
de gratis verzending
die Frei-Haus-Lieferung, die Frei-Haus-Lieferungen
260
de zichtrekening
das Konto, die Kontos
261
de vrachtwagen
der Lastkraftwagen (LKW), die Lastkraftwägen
262
de levertermijn
die Lieferfrist, die Lieferfristen
263
de levering
die Lieferung, die Lieferungen
264
de btw
die Mehrwertsteuer (MwSt.), die Mehrwertsteuern
265
de hoeveelheidskorting
der Mengenrabatt, die Mengenrabatte
266
de extra uitgaven
die Nebenkosten
267
de korting (hoeveelheid)
der Rabatt, die Rabatte
268
de korting (tijd)
das Skonto, die Skonti
269
de overschrijving
die Überweisung, die Überweisungen
270
bijgevoegd
beigefügt
271
succesvol
erfolgreich
272
het verheugt ons
es freut uns
273
levering binnen twee weken van ontvangst
Lieferung innerhalb von zwei
Wochen nach Eingang.
274
per kerende
postwendend
275
per stuk
pro Stück
276
stipt
pünktlich
277
de producten worden gratis geleverd
Sie erhalten die Produkte
frei Haus.
278
vrijblijvend
unverbindlich
279
betaling na ontvangst van factuur
Zahlung nach Eingang der
Rechnung.
280
ontvangen
erhalten
281
verzekeren
garantieren
282
verlenen
gewähren
283
hopen
hoffen
284
interesse wekken
Interesse wecken
285
leveren
liefern
286
de klacht
die Beschwerde, die Beschwerden
287
de tegemoetkoming
das Entgegenkommen
288
de vervanging
der Ersatz, die Ersätze
289
de fout
der Fehler, die Fehler
290
de klant (m.)
der Kunde, die Kunden
291
de klant (vr.)
die Kundin, die Kundinnen
292
de aanmaning
die Mahnung die Mahnungen
293
de tekortkoming
der Mangel, die Mängel
294
de respijtperiode
die Nachfrist, die Nachfristen
295
de korting
der Preisnachlass, die Preisnachlasse
296
de gerechtelijke stappen
die rechtliche Schritte
297
de klacht
die Reklamation, die Reklamationen
298
de schade
der Schaden, die Schäden
299
de claim voor schadevergoeding
die Schadenersatzforderung, die Schadenersatzforderungen
300
de termijn
der Termin, die Termine
301
de controle
die Überprüfung, die Überprüfungen
302
de goederen
die Waren
303
afgesproken
abgemacht
304
ten laatste
bis spätestens
305
dringend
dringend
306
voor een bedrag van
in Höhe von
307
helaas
leider
308
tevreden
zufrieden
309
aanmanen
auffordern
310
bestellen
bestellen
311
vragen
bitten um
312
nodig hebben
brauchen
313
aanhouden
einhalten
314
binnenkomen
eintreffen
315
ontstaan
entstehen
316
ontbreken
fehlen
317
vaststellen
feststellen
318
ruilen
(um)tauschen
319
overschrijven
überweisen
320
gebruiken
verwenden
321
afzien van
verzichten
322
toezeggen
zusagen
323
terugsturen
zurückschicken
324
CV
lebenslauf
325
persoonlijke gegevens
angaben zur person
326
schoolonderwijs
Schulbildung
327
bijscholing
Weiterbildung
328
beroepservaring
Berufserfahrung
329
vakantiewerk
Ferienarbeit
330
expertise
Kompetenzen
331
taalvaardigeheden
Sprachkenntnisse
332
EDV vaardigheden
EDV-Kenntnisse
333
diploma scripties
Diplomarbeiten
334
GIP
Integrierte Prüfung
335
persoonlijke kwaliteiten en vaardigheden
Persönliche Qualifikationen und Kompetenzen
336
extra informatie
Zusätzliche Informationen
337
referenties
Referenzen
