Duits so kap 3 Flashcards
(81 cards)
1
Q
das Worterbuch
A
het woordenboek
2
Q
der Bleistift
A
het potlood
3
Q
dat Textbuch
A
het tekstboek
4
Q
das Arbeitsbuch
A
het woordenboek
5
Q
das Hausaufgabenheft
A
de agenda
6
Q
der Radiergummi
A
de gum
7
Q
arbeiten
A
werken
8
Q
der Kugelschreiber
A
de pen
9
Q
das Blatt Papier
A
het blad papier
10
Q
das Heft
A
het schrift
11
Q
die Schule
A
de school
12
Q
die Schultasche
A
de schooltas
13
Q
die Klasse
A
de klas
14
Q
das Klassenzimmer
A
het klaslokaal
15
Q
das Fach
A
het vak
16
Q
die Facher
A
de vakken
17
Q
die Stunde
A
het lesuur
18
Q
die Stunden
A
de lesuren
19
Q
die 1. Stunde
A
het eerste uur
20
Q
Deutsch
A
duits
21
Q
Franzosisch
A
Frans
22
Q
Englisch
A
engels
23
Q
Niederlandisch
A
Nederlands
24
Q
Biologie
A
biologie
25
Mathe
wiskunde
26
Geschichte
geschiedenis
27
Erdkunde
aardrijkskunde
28
Physik
natuurkunde
29
Chemie
scheikunde
30
Sport
gym
31
Musik
muziek
32
Religion
godsdienst
33
Turkisch
turks
34
Arabisch
Arabisch
35
die Aufgaben
de opgaven
36
die Hausaufgaben
het huiswerk
37
der Fehler
de fout
38
die Fehler
de fouten
39
der Computer
de computer
40
der Lehrer
de leraar
41
die Lehrerin
de lerares
42
der Schuler
de leerling
43
die Schulerin
de leerlinge
44
das Buch
het boek
45
die Ferien
de vakantie
46
die Pause
de pauze
47
die Sprache
de taal
48
die Sprachen
de talen
49
lernen
leren
50
singen
zingen
51
schreiben
schrijven
52
lesen
lezen
53
der Korb
de prullebak
54
der Kindergarten
de kleuterschool
55
die Grundschule
de basisschool
56
die Hauptschule
het VMBO
57
die Realschule
de HAVO
58
das Gymnasium
het Gymnasium
59
der Montag
maandag
60
der Dienstag
dinsdag
61
der Mittwoch
woensdag
62
der Donnerstag
donderdag
63
der Freitag
de vrijdag
64
der Samstag
zaterdag
65
der Sonntag
zondag
66
der Test
het proefwerk
67
die Prufung
het proefwerk
68
die Note
het cijfer
69
die Noten
de cijfers
70
die Vocabeln
de woordjes
71
der Schulhof
het schoolplein
72
Wie spat ist es?
Hoe laat is het?
73
ein Uhr
een uur
74
zwei Uhr
twee uur
75
drei Uhr
drie uur
76
halb eins
half een
77
halb zwei
half twee
78
halb drei
half drie
79
nach
over
80
vor
voor
81
ein Viertel
een kwartier
