Duits Toets 1 Flashcards
(70 cards)
1
Q
Zwar
A
Weliswaar
2
Q
Sondern
A
Maar
3
Q
Im gegensatz zu
A
In tegenstelling tot
4
Q
Falls
A
Als indien
5
Q
Die entfernung
A
De afstand
6
Q
Die fluggesellschaft
A
De luchtvaartmaatschappij
7
Q
Die strecke
A
Het traject
8
Q
Beschleuningen
A
Versnellen, optrekken
9
Q
Weliswaar
A
Zwar
10
Q
Maar
A
Sondern
11
Q
In tegenstelling tot
A
Im gegensatz zu
12
Q
Als, indien
A
Falls
13
Q
De afstand
A
Die entfernung
14
Q
De luchtvaartmaatschappij
A
Die fluggesellschaft
15
Q
Het traject
A
Die strecke
16
Q
Beschleuningen
A
Versnellen, optrekken
17
Q
Auftreten
A
Optreden
18
Q
Optreden
A
Auftreten
19
Q
Ausgehen
A
Uitgaan
20
Q
Uitgaan
A
Ausgehen
21
Q
1 keer, 2 keer
A
Einmall, zweimall
22
Q
Die flöte
A
De fluit
23
Q
De fluit
A
Die flöte
24
Q
Froh
A
Blij
25
Blij
Froh
26
Die Geige
De viool
27
De viool
Die geige
28
Gezzelig
Gemütluch
29
Gemütlich
Gezzelig
30
Die gitarre
De gitaar
31
De gitaar
Die gitarre
32
Das instrument
Het instrument
33
Het instrument
Das instrument
34
Jubeln
Juichen
35
Juichen
Jubeln
36
Die jugend
De jeugd
37
De jeugd
Die jugend
38
Klatschen
Klappen
39
Klappen
Klatschen
40
Das klavier
De piano
41
De piano
Das klavier
42
Der künstler
De kunstenaar
43
De kunstenaar
Der künstler
44
Der künstlerin
De kunstenares
45
De kunstenares
Die künstlerin
46
Laut
Hard
47
Hard
Laut
48
Leise
Zachtjes
49
Zachtjes
Leise
50
Der müsiker
De muziekant
51
Die musikerin
De muzikante
52
De muziekante
Die musikerin
53
Noemen
Nennen
54
Nennen
Noemen
55
Het podium
Das podium
56
Das podium
Het podium
57
De zanger
Der sänger
58
Der sänger
De zanger
59
De zangeres
Di sängerin
60
Die sängerin
De zangeres
61
Jammer
Schade
62
Schade
Jammer
63
Das schlagzeug
Het drumstel
64
Het drumstel
Das schlagzeug
65
Verschrikkelijk
Schrecklich
66
Overal
Überall
67
Schrecklich
Verschrikkelijk
68
Überall
Overal
69
Het onderwijs
Der unterricht
70
Der unterricht
Het onderwijs
