Dutch Flashcards

(33 cards)

1
Q

Kunnen
Moeten
Mogen
Zullen
Willen

A

Can
Must
Allowed
Should
Want

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kunnen wij hier eten?

A

Can we eat hier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dat kan ik niet eten

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hebben jullie al een keuze kunnen maken?
Ik kan nooit keuzes maken

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kun je Nederlands praten?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

jullie mogen achterin gaan zitten

A

you can sit in the back

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

mag ik contant betalen?

A

can I pay in cash?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

mogen wij de menukaart ?

A

Can we have the menu?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mag ik een jus d’orange ?

A

Can I have an orange juice?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wij moeten hier eten

A

we have to eat here

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik moet eten

A

I have to eat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ik moet naar wc

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ik wil hier eten

A

i want to eat here

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ik wil graag een broodje hummus

A

I would like a hummus sandwich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wil ik iets langzamer praten , als je blieft

A

I want to talk a little slower, if you please

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

zullen wij ergens buiten de deur gaan ontbijten?

A

Shall we go out for breakfast somewhere?

17
Q

wat voor ontbijtje zal ik nemen?

A

what kind of breakfast should I have?

18
Q

ik zal een video voor jullie maken

A

I will make a video for you

19
Q

het zal morgen gaan regenen

A

it will rain tomorrow

20
Q

en ik stuur je dan vanmiddag een appje

A

and I will send you an app this afternoon

21
Q

OKÉ is goed ik zie het straks

A

OK, that’s fine, I’ll see later

22
Q

Dagen van de week
Dag. Dagen .vandaag

23
Q

Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag

24
Q

Welke dag is het van dag ?

25
Morgen Overmorgen Gister/gisteren Eergister/eergisteren
26
De Morgen De middag De avond De nacht
27
S'ochtends S' morgens S'middag S'avonds S'nachts Ik kan s'middag afspreken
28
Vanochtend Vanmorgen Vanmiddag Vanavond Vannacht
29
Maanden Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
30
Wanneer js jouw verjaardag?
Birthday
31
Schrikkeljaar
32
Lente Zomer Herfst Winter Voorjaar Najaar Het nu De toekomst Het verleden
33
Waar woon jij?
Whwere are you live?