dutch frequency dictionnary - 200 - 400 Flashcards
(103 cards)
1
Q
completely
A
helemaal
2
Q
one should not …
A
men moet niet…
3
Q
(well-)known
A
bekend
4
Q
while, in the meantime
A
terwijl
5
Q
the case
A
het geval
6
Q
clear
A
duidelijk
7
Q
to use
A
gebruiken
8
Q
to tell
A
vertellen
9
Q
from (today)
A
vanaf
10
Q
actually
A
eigenlijk
11
Q
someone
A
iemand
12
Q
sooner, earlier
A
eerder
13
Q
yesterday
A
gisteren
14
Q
the couple
A
het paar
15
Q
the way (of doing smth)
A
de manier
16
Q
difficult
A
moeilijk
17
Q
again
A
opnieuw
18
Q
therefore
A
daarom
19
Q
very
A
zeer
20
Q
sometimes
A
soms
21
Q
little of
A
eining
22
Q
far
A
ver
23
Q
heavy
A
zwaar
24
Q
wherein / on which / in which
A
waarin
25
fixed / certain / firm
vast
26
next to
naast
27
for example
bijvoorbeelt
28
lose
verliezen
29
outside
buiten
30
eye
oog
31
so much (time)
soveel
32
immediately
meteen
33
also / moreover
boventien
34
both
beide
35
late
laat
36
afterwards
daarna
37
different
verschillend
38
pay
betalen
39
a kind of
soort
40
one day
ooit
41
some, certain
sommige
42
which one
welk
43
close
sluiten
44
above
boven
45
expect
verwachten
46
hit, affect, touch, reach
raken
47
the same
dezelfde
48
the fact
het feit
49
the reasons
de reden
50
to hit (physicallly)
slaan
51
last
afgelopen
52
(walking) past
langs
53
final
uiteindelijk
54
the buisness
het bedrijf
55
past (week)
voorbij
56
to drive
rijden
57
easy
gemakkelijk, makkelijk
58
so that
zodat
59
the story
het veraal
60
both (as ... as ...)
zowel
61
to mean
betekenen
62
busy
bezig
63
the result
het gevolg
64
when
waneer
65
with it
darmee
66
after that
nadat
67
spacious
ruim
68
around, approximately
ongeveer
69
sentense / sense
zin
70
believe
geloven
71
to need
hoeven
72
change
verandren
73
to offer
bieden
74
the rest
de rest
75
exact, exactly
precies
76
put, insert, staab
steken
77
anyways
trouwens
78
understand
begrijpen
79
member
het lid
80
supply
leveren
81
low
laag
82
to show
tonen
83
in which, whereby
waarbij
84
shape, form
vorm
85
the same
hetzelfde
86
of which
waarvan
86
exactly, correct
juist
86
react
reageren
86
on which
waarop
86
service
de dienst
87
of it
ervan
88
to turn
draaien
89
to call
roepen
90
therefore
daarvoor
91
happy
gelukkig
92
send
sturen
93
to carry
dragen
94
nevertheless
niettein
95
on the contrary
integendeel
96
in vain
tevergeefs
97
at least
althans
98
somewhere / nowhere
ergens / nergens
99
