Dutch - Lvl 2 - Places Flashcards
(33 cards)
1
Q
de stad / staden
A
city
2
Q
het restuarant / restaurants
A
restaurant
3
Q
Het Strand / Stranden
A
beach
4
Q
het gebouw / gebouwen
A
building
5
Q
het hotel / hotels
A
hotel
6
Q
het adres / adressen
A
Address
7
Q
het dorp / dorpen
A
village
8
Q
de route / routes
A
route
9
Q
de straat / straten
A
street
10
Q
om
A
around
for
at
11
Q
de plek / plekken
A
place
12
Q
het kantoor / kantoren
A
office
13
Q
het station / stations
A
station
14
Q
de plaats / plaatsen
A
places / towns
15
Q
de locatie / locaties
A
location
site
place
16
Q
het centrum / centra
A
center
city center
17
Q
de bibliotheek / bibliotheken
A
Library
18
Q
de bar
A
bar
19
Q
het landgoed / landgoederen
A
Estate
20
Q
De bank / banken
A
Banks
21
Q
De haven / havens
A
Harbor
Port
22
Q
Het plein / pleinen
A
Square
23
Q
de hoek / hoeken
A
corner
24
Q
de grond / gronden
A
Ground
25
De windmolen / windmolens
windmill
26
Ergens
Somewhere
anything (with prep.)
anything
27
overal
anywhere
everywhere
around
28
de boerderij / boerderijen
farm
29
de gevangenis / gevangenissen
prison
30
het vliegveld / vliegvelden
Airport
31
De buurt / buurten
Neighborhood
area
+ in de = nearby
32
Binnen
Inside
| In
33
Buiten
Outside
Outside of
Out
