Dutch - Unit 16 - 5 Senses Flashcards
(31 cards)
1
Q
de foto
A
the photo
2
Q
het oog / ogen
A
the eye
3
Q
uitzicht
A
view
scene
4
Q
bekijk / bekijkt / bekijken
A
Is looking at
looks at
watches
examines
5
Q
lijk / lijkt / lijken
A
seems
looks like
appears
6
Q
lijk … op
A
looks like
resemble
7
Q
kijk / kijkt / kijken
A
looks
8
Q
kijken naar
A
watch
looking at
are looking at
9
Q
het oor
A
the ear
10
Q
luister
A
listen
11
Q
de muziek
A
music
12
Q
lawaai
A
noise
13
Q
geluid
A
sound / noise
14
Q
klinkt / klinken
A
Sound
15
Q
stem / stemmen
A
voice
vote
16
Q
klinkt als
A
sounds like
17
Q
de tong
A
the tongue
18
Q
de mond
A
the mouth
19
Q
smaak
A
taste
flavor
20
Q
smaakt naar
A
tastes like
21
Q
proeft
A
tastes
tries
taste
22
Q
vies / vieze
A
gross
bad
dirty
23
Q
de neus / neuzen
A
The nose
24
Q
Ruikt / ruiken
A
Smell
smells
25
stinkt / stinken
stink
smells (bad)
26
parfum / parfums
perfume
fragrance
27
geur
smell
scene
odor
28
hard / harde
hard
quickly
29
voel / voelt
feels
feel
30
lelijk / lejijke
ugly
31
zachte
soft
squishy
