Ecologie begrippen Flashcards
(20 cards)
Habitat
Specifieke leefomgeving van een organisme (met biotische en abiotische factoren)
populatie
Groep individuen van 1 soort die een voortplantingseenheid vormen
Levensgemeenschap
Alle organismen in een ecosysteem tezamen
Ecosysteem
Verzameling van populaties en abiotische factoren in een natuurlijk begrensd gebied
Beperkende factor
Veroorzaakt een tekort in een organisme waardoor processen geremd worden
Mutualisme
Samenlevingsverband tussen twee soorten waarbij beide voordeel hebben
reducenten
Zetten organisch materiaal om in anorganisch materiaal
commensalisme
Samenlevingsverband tussen twee soorten waarbij 1 voordeel heeft en de ander niet (maar ook geen nadeel)
parasitisme
Samenlevingsverband tussen twee soorten waarbij 1 voordeel heeft en de ander nadeel
predatie
Doden van prooidieren o.a. voor voedsel
niche
Specifieke functie van een soort in een ecosysteem
pioniersecosysteem
Beginstadium van successie, erg instabiel en een eenvoudig voedselweb
climaxecosysteem
Eindstadium van successie, ingewikkeld voedselweb, gespecialiseerde niches
erosie
Wegspoelen van de voedingsrijke bodem
humus
Laag met organisch materiaal, waarin zich vele voedingsstoffen en reducenten bevinden
Eutrofiëring
Vermesting van het oppervlaktewater waardoor waterbloei optreed
Successie
Verandering in de loop van de tijd van de soortensamenstelling van een levensgemeenschap
biotoop
Uniforme leefgebied van een organisme
Accumulatie
Ophoping van gifstoffen