engels unit 7 leerjaar 2 woordjes par 1 Flashcards
(38 cards)
1
Q
extra
A
figurant
2
Q
square
A
plein
3
Q
gesture
A
gebaar
4
Q
ignore
A
negeren
5
Q
spoil
A
bederven
6
Q
liven
A
levendiger maken
7
Q
apply
A
toepassen
8
Q
tutorial
A
les,cursus
9
Q
shot
A
opname
10
Q
angle
A
invalshoek
11
Q
props
A
toneelbenodigdheden
12
Q
red carpet
A
rode loper
13
Q
blooper
A
blunder
14
Q
copy
A
exemplaar
15
Q
footage
A
beelden
16
Q
convinced
A
overtuigd
17
Q
participant
A
deelnemr
18
Q
casting agency
A
talentenbureau
19
Q
fee
A
vergoeding
20
Q
beschikbaar
A
available
21
Q
aankondiging
A
announcement
22
Q
brengen
A
bring-brought-brought
23
Q
mensenmassa
A
crowd
24
Q
toevallig hier zijn
A
happen to be here
25
ansichtkaart
postcard
26
glimlachen
smile
27
zwaaien
wave
28
op vakantie
on vacation
29
geluid
sound
30
storend geluid, lawaai
noise
31
opwinding
excitement
32
garanderen, garantie
guarantee
33
regisseur
director
34
locatie
location
35
helpen
assist
36
publiek
audience
37
documentaire
documentary
38
ploeg
crew