English Club SEM2 (idioms) Flashcards
(30 cards)
1
Q
oppeppen, aansporen
A
fire up
2
Q
geregeld klop geven
A
knock around
3
Q
van zich afgooien
A
throw off
4
Q
volhouden
A
keep up
5
Q
zich (vooraf) geven
A
weigh in
6
Q
uitzetten
A
turn off
7
Q
te danken hebben aan
A
owe to
8
Q
uitdelen
A
dish out
9
Q
vervallen zijn, slecht worden
A
go off
10
Q
iemand iets aansmeren
A
fob off
11
Q
van toepassing zijn, gelden
A
apply to
12
Q
ergens aan gehecht geraken, wennen aan
A
grow on
13
Q
erin komen, graag beginnen doen
A
get into
14
Q
naar iemand opkijken
A
look up to
15
Q
uitroeien, uitbannen
A
stamp out
16
Q
aan iets toeschrijven
A
attribute to
17
Q
uitlaten, buitenlaten
A
let out
18
Q
lonen, de moeite waard blijken
A
pay off
19
Q
afweren
A
ward off
20
Q
leiden tot
A
lead to
21
Q
ontspannen
A
kick back
22
Q
ontdekken uitzoeken
A
find out
23
Q
hard aanpakken, paal en perk stellen aan
A
crack down
24
Q
rustiger worden
A
quieten down
25
vlotten, beter worden
come on
26
uitleggen, uit de doeken doen
lay out
27
instaan voor
vouch for
28
uit een parkeerplaats zijden, uitvoegen
pull out
29
verscheuren
tear apart
30
opzij zetten
put aside
